ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgevolgen van een aankondiging tot terugvordering van nabestaandenuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 31 juli 2008 geoordeeld dat de aankondiging van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tot terugvordering van een nabestaandenuitkering en het opleggen van een boete niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De Svb had op 6 augustus 2007 aangekondigd dat zij de nabestaandenuitkering van appellante zou beëindigen en een bedrag van € 4.332,76 zou terugvorderen, alsook een boete van € 319,-- zou opleggen. Appellante was van mening dat deze aankondiging wel degelijk rechtsgevolgen met zich meebracht en dat zij hiertegen bezwaar kon maken.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante verworpen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de brief van de Svb niet op rechtsgevolg was gericht en daarom niet als een besluit kon worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat de argumenten die appellante in hoger beroep naar voren had gebracht, geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb. De Raad achtte geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten, aangezien het hoger beroep niet succesvol was. De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van griffier M. Pijper, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.