ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Herziening ouderdomspensioen AOW met aanzienlijke kortingen en bewijsvoering van werkverleden in Nederland
In deze zaak gaat het om de herziening van het ouderdomspensioen van appellant, die een aanvraag om AOW heeft ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft op 7 oktober 2004 besloten om het ouderdomspensioen met ingang van juli 2002 toe te kennen, maar met een korting van 98% en een toeslag met een korting van 96%. Dit besluit volgde op de mededeling dat de toeslag op het AOW-pensioen zou vervallen met ingang van juli 2004, de maand waarin de echtgenote van appellant 65 jaar werd.
Appellant heeft in zijn bezwaarschrift aangegeven dat hij met het aan hem toegekende bedrag zijn gezin niet kan onderhouden en dat zijn echtgenote ernstig ziek is. De Svb heeft echter vastgesteld dat op basis van de door appellant verstrekte summiere gegevens, slechts een korte periode van verzekering kan worden aangenomen, namelijk van 23 augustus 1973 tot en met 29 maart 1974. Verdere gegevens over zijn werkzaamheden in Nederland ontbreken, ondanks pogingen van de Svb om aanvullende informatie te verkrijgen bij diverse pensioenfondsen en het schakelregister.
De rechtbank Amsterdam heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak, oordelend dat appellant niet heeft aangetoond dat hij gedurende een langere periode in Nederland heeft gewerkt dan de Svb heeft aangenomen. De Raad concludeert dat de Svb zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om de beslissing van de Svb te herzien. De uitspraak is gedaan door H.J. Simon, met M. Pijper als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2009.