ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3055

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2174 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 februari 2008, waarin het verzoek van appellant om terug te komen van de intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 juli 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. W.G.H. van de Wetering, stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die de intrekking van zijn uitkering onterecht maakten. Het Uwv had eerder, op 26 oktober 2005, het verzoek van appellant om terug te komen van de intrekking van zijn uitkering afgewezen, en dit werd in een daaropvolgend besluit op 21 februari 2006 bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die de intrekking konden onderbouwen.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat er nieuwe inzichten waren in zijn ziektebeeld, die, als ze eerder bekend waren geweest, hadden geleid tot het niet intrekken van zijn uitkering. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat er geen bewijs was dat het Uwv buiten het toetsingskader van de Algemene wet bestuursrecht was getreden. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en werd openbaar uitgesproken op 17 juli 2009.

Uitspraak

08/2174 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 februari 2008, 06/3039 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.G.H. van de Wetering, advocaat te Rijswijk, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2009, waar namens appellant is verschenen, mr. Van de Wetering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.A.B. Vogt.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 26 oktober 2005 heeft het Uwv het verzoek van appellant om terug te komen van zijn beslissing van 7 augustus 1986 tot de intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering per 1 september 1986, afgewezen.
1.2. Bij besluit van 21 februari 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
3. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat het Uwv, gelet op artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), terecht heeft geoordeeld dat niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
4. In hoger beroep is namens appellant herhaald dat er sprake is van nieuwe inzichten in het destijds bestaande ziektebeeld, die waren zij ten tijde van het nemen van het eerdere besluit bekend geweest, hadden geleid tot het achterwege blijven van het besluit tot intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voorts zijn gronden naar voren gebracht met betrekking tot het onderzoek van het Uwv.
5. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Anders dan appellant meent, is de Raad niet gebleken dat het Uwv buiten het toetsingskader van voornoemde artikel 4:6 is getreden.
6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen zodat als volgt moet worden beslist.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009.
(get.) R.C. Stam
(get.) R.L. Rijnen
EV