ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3065

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3340 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en voldoende medische grondslag voor arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd behandeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking van de uitkering per 31 maart 2006 terecht was, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.F.M. Deijkers, stelde in hoger beroep dat haar dysthyme stoornis haar meer beperkingen oplegt dan door de (bezwaar)verzekeringsartsen was aangenomen. Tijdens de zitting op 5 juni 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door E.M.C. Beijen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat de medische gegevens, waaronder rapportages van behandelend artsen, onvoldoende steun bieden voor de stelling van appellante dat haar beperkingen zijn onderschat. De bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons had in zijn rapportage al aangegeven dat de klachten van appellante chronisch zijn en dat er geen verbetering is opgetreden ondanks behandelingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtsgevolgen van het besluit in stand zijn gelaten.

De Raad oordeelt dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met haar geldende belastbaarheid. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 juli 2009.

Uitspraak

08/3340 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 april 2008, 06/3237 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Enkhuizen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2009. Appellante is, met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M.C. Beijen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Aan de aangevallen uitspraak ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden.
1.2. Bij besluit van 2 februari 2006 heeft het Uwv appellantes uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering per 31 maart 2006 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt. Het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 2 oktober 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft geen reden gezien te twijfelen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsartsen vastgestelde beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 december 2005. Naar het oordeel van de rechtbank kan in de door appellante overgelegde brieven van de behandelend psychiaters geen steun worden gevonden voor de stelling van appellante dat zij meer beperkt is.
2.2. De rechtbank heeft echter vanwege een motiveringsgebrek in bezwaar, ziende op de arbeidskundige grondslag, het bestreden besluit vernietigd. Omdat dit gebrek in beroep hersteld was heeft de rechtbank aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.
3. In hoger beroep heeft appellante gesteld dat de dysthyme stoornis, waaraan zij lijdt, zich kenmerkt door een wisselend ziektebeeld. Uit de vermelding in de brief van 6 maart 2008 van de arts Volwassenzorg A. Plugge-Huisman dat de klachten wederom zijn verergerd kan worden afgeleid dat appellante eerder in een situatie verkeerde waarin werkhervatting niet tot haar mogelijkheden behoorde en daarvan was naar het oordeel van appellante sprake op de datum in geding, 31 maart 2006. Appellante acht zich niet in staat tot het verrichten van tijdsgebonden werkzaamheden die stress veroorzaken.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De beschikbare medische gegevens, waaronder de door appellante in hoger beroep opnieuw overgelegde brief van Plugge, bieden geen grond voor de stelling van appellante dat de (bezwaar)verzekeringsartsen haar beperkingen hebben onderschat. De bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons heeft in zijn rapportage van 22 augustus 2008 er terecht op gewezen dat Plugge in de brief van 6 maart 2008 ook vermeldt dat het klachtenpatroon van appellante chronisch is en dat ondanks diverse therapeutische en medicamenteuze behandelingen in de afgelopen tien jaar geen enkele verbetering is opgetreden. De door Plugge vermelde verergering van de klachten in 2008 is opgetreden in een periode waarin appellante in verband met zwangerschap de medicatie heeft gestaakt. In de door Plugge verstrekte gegevens noch in de in beroep ingebrachte brief van de psychiater J.J. van Lieshout vindt de Raad aanwijzingen dat de dysthyme stoornis, die zich niet tot een depressie heeft verdiept, appellante meer beperkingen oplevert voor het verrichten van arbeid dan door de (bezwaar)verzekeringsartsen is aangenomen.
4.3. De Raad is van oordeel dat in de aan het besluit ten grondslag liggende stukken voldoende is toegelicht dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de voor haar geldende belastbaarheid.
4.4. De aangevallen uitspraak komt derhalve, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
4.5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.A. van Amerongen.
EV