ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 25 februari 2000 met psychische klachten uitgevallen was. Appellante ontving sinds 23 februari 2001 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die laatstelijk was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bevoegd was om appellante op te roepen voor een heronderzoek naar haar arbeidsongeschiktheid en dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit niet ter discussie stonden. De Raad heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante per 4 december 2005.
De Raad heeft ook overwogen dat appellante niet kon worden beoordeeld aan de hand van de regels van het aangepaste Schattingsbesluit, en dat haar stelling dat een urenbeperking noodzakelijk was, niet met voldoende medische gegevens was onderbouwd. De Raad concludeert dat de geduide functies, waaronder de functie van haringinlegger, passend zijn voor appellante, ook al zou deze functie niet aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond.