ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk verklaring bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn en correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 oktober 2008, waarin het bezwaar van appellante tegen correctienota’s van het Uwv kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De correctienota’s betroffen de jaren 2002 tot en met 2005, en zijn opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek door de Belastingdienst. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de correctienota over het jaar 2005, maar dit bezwaar werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellante de correctienota’s binnen de bezwaartermijn had ontvangen en dat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Raad voor de Rechtspraak onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat het niet ontvangen van post door de geadresseerde voor rekening en risico van de verzender komt. Aangezien het bezwaarschrift niet aangetekend was verzonden, ligt de bewijslast bij appellante om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. De Raad concludeert dat appellante hierin niet is geslaagd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2009.