ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3890

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3687 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring wegens overschrijding van de bezwaartermijn in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft appellant, wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2008, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Het besluit van de Svb, gedateerd 11 april 2007, meldde dat appellant geen recht had op kinderbijslag omdat hij niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd pas op 4 juli 2007 ontvangen, terwijl de bezwaartermijn op 23 mei 2007 was verstreken. Appellant stelde dat hij het besluit pas op 24 mei 2007 had ontvangen en dat hij op het platteland woonde zonder vervoermiddel, wat volgens hem de termijnoverschrijding zou verontschuldigen.

De rechtbank oordeelde dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank stelde vast dat de bezwaartermijn was aangevangen op 12 april 2007 en dat het bezwaarschrift buiten deze termijn was ingediend. De rechtbank wees erop dat de eigen verantwoordelijkheid van appellant voor het ontvangen van zijn post niet kon worden genegeerd en dat de door hem aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding niet als verschoonbaar konden worden aangemerkt.

In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe argumenten aangevoerd die de Centrale Raad van Beroep tot een ander oordeel konden brengen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad zag geen aanleiding om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2009.

Uitspraak

08/3687 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2008, 07/4312 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 9 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft van verweer gediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 11 april 2007 is aan appellant medegedeeld dat hij geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. Bij brief gedateerd 22 juni 2007, door de Svb ontvangen op 4 juli 2007, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 april 2007. Desgevraagd heeft appellant ter zake van de overschrijding van de bezwaartermijn aangegeven dat hij het besluit pas op 24 mei 2007 heeft ontvangen. Hij woont op het platteland en heeft geen vervoermiddel.
2. Bij besluit van 3 oktober 2007 heeft de Svb het bezwaar niet ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Opgemerkt wordt dat appellant zelf verantwoordelijk is voor de ontvangst van zijn post. Hetgeen ter zake door hem is aangevoerd levert geen verschoonbaarheid op van de termijnoverschrijding.
3. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe als volgt overwogen:
“Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt bekendmaking van besluiten die tot één of meerdere belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Uit de gedingstukken blijkt dat het besluit van 11 april 2007 door verzending op dezelfde dag aan eiser bekend is gemaakt. De rechtbank stelt daarmee vast dat de bezwaartermijn is aangevangen op 12 april 2007 en is geëindigd op 23 mei 2007.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift is gedateerd op 22 juni 2007 en op 4 juli 2007 door verweerder is ontvangen. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de door eiser genoemde reden voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift - te weten dat hij op het platteland woont en geen vervoermiddel heeft - er niet toe kan leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Het is de eigen verantwoordelijk van eiser om ervoor te zorgen dat hij zijn post ontvangt. Dat eiser het besluit van 11 april 2007 pas na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft ontvangen komt dan ook voor zijn rekening en risico.”
4.1. In hoger beroep heeft appellant ten gronde niets toegevoegd aan het in bezwaar en beroep betoogde.
4.2. Het gaat in het onderhavige geschil om de beantwoording van de vraag of de rechtbank met recht heeft geoordeeld dat de Svb het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. De Raad kan zich geheel vinden in de uitspraak van de rechtbank en de daaraan ten gronde gelegde overwegingen, die de Raad tot de zijne maakt. Hetgeen door appellant in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen.
4.3. De Raad ziet geen grond om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M. Pijper.
NW