ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- I.R.A. van Raaij
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 12 augustus 2008, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv werd behandeld. Appellante ontving een WAO-uitkering die was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Na een herbeoordeling door het Uwv op 13 maart 2006, werd haar uitkering ingetrokken met de stelling dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Dit besluit werd later in bezwaar herzien, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 15 tot 25%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 juli 2009 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 28 april 2009 zijn partijen niet verschenen. De Raad verwijst naar de feiten zoals uiteengezet in de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is om appellante minder belastbaar te achten dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst is vermeld. De Raad is van mening dat de argumenten van appellante, die onder andere verwijzen naar medische websites, niet slagen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten en oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Er is geen aanleiding om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.