ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4383
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- I. Mos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer werd afgewezen. De aanvraag was ingediend in december 2007, maar werd op 18 april 2008 afgewezen. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Appellant had zijn bezwaar pas op 6 juni 2008 ter post bezorgd, wat resulteerde in een overschrijding van de termijn.
Appellant voerde aan dat hij door de afwijzing van zijn aanvraag zo van slag was dat hij niet tijdig kon reageren. De Raad overwoog echter dat deze reden niet als aanvaardbaar kon worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat het op de weg van appellant had gelegen om tijdig een derde in te schakelen om het bezwaar in te dienen. De medische reden die appellant aanvoerde, namelijk de ziekte van Menière, werd door de geneeskundig adviseur van verweerster als onvoldoende beoordeeld om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Hierdoor konden de inhoudelijke bezwaren van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag niet aan de orde komen. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 16 juli 2009, waarbij de Raad het beroep ongegrond verklaarde.