ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4383

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4268 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • I. Mos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer werd afgewezen. De aanvraag was ingediend in december 2007, maar werd op 18 april 2008 afgewezen. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Appellant had zijn bezwaar pas op 6 juni 2008 ter post bezorgd, wat resulteerde in een overschrijding van de termijn.

Appellant voerde aan dat hij door de afwijzing van zijn aanvraag zo van slag was dat hij niet tijdig kon reageren. De Raad overwoog echter dat deze reden niet als aanvaardbaar kon worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat het op de weg van appellant had gelegen om tijdig een derde in te schakelen om het bezwaar in te dienen. De medische reden die appellant aanvoerde, namelijk de ziekte van Menière, werd door de geneeskundig adviseur van verweerster als onvoldoende beoordeeld om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Hierdoor konden de inhoudelijke bezwaren van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag niet aan de orde komen. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 16 juli 2009, waarbij de Raad het beroep ongegrond verklaarde.

Uitspraak

08/4268 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 16 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het onder dagtekening 9 juli 2008, kenmerk BZ 8490, JZ/E90/2008, door verweerster ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009. Appellant is daar verschenen, bijgestaan door D. Persijn, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft in december 2007 bij verweerster een aanvraag ingediend om hem te erkennen als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet en hem als zodanig uitkeringen en voorzieningen toe te kennen.
Verweerster heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 18 april 2008, welk besluit op dezelfde datum per post aan appellant is toegezonden.
Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt bij schrijven van 5 juni 2008, welk schrijven blijkens het poststempel op de enveloppe op 6 juni 2008 ter post is bezorgd. Dit bezwaar heeft verweerster bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de voor indiening daarvan ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldende termijn van 6 weken. Daarbij is overwogen dat de ter verklaring van die overschrijding door appellant aangegeven reden, te weten dat hij lijdt aan de ziekte van Menière, blijkens ingewonnen medisch advies niet als verontschuldiging daarvan kan dienen, terwijl appellant bovendien een gemachtigde had kunnen inschakelen.
1.2. In beroep heeft appellant nader aangegeven dat hij door de afwijzing van zijn aanvraag zo van slag was dat hij niet tijdig heeft kunnen reageren.
2. De Raad dient de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Hiertoe wordt overwogen als volgt.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift 6 weken. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Gelet op de hierboven vermelde gegevens staat vast dat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
De termijnen voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep zijn fatale termijnen, bij overschrijding waarvan een niet-ontvankelijkheid dient te worden uitgesproken behoudens een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 Awb.
2.3. Verweerster heeft de door appellant in bezwaar genoemde medische reden voor overschrijding van de termijn voorgelegd aan haar geneeskundig adviseur, de arts R.J. Roelofs. Deze arts heeft in zijn advies van 26 juni 2008 gemotiveerd aangegeven dat de door appellant genoemde ziekte niet gepaard gaat met zodanige verschijnselen dat sprake kan zijn geweest van een voortdurende belemmering voor appellant om zijn belangen te behartigen.
De Raad heeft geen aanleiding gevonden om aan de juistheid van deze visie - die door appellant ook niet is weersproken - te twijfelen.
2.4. De in beroep nog door appellant nader aangevoerde, op zich zeker invoelbare, reden voor termijnoverschrijding kan de Raad evenmin aanmerken als aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid. Onder die omstandigheden had het op de weg van appellant gelegen om een derde te vragen om namens hem een, desnoods summier, bezwaarschrift in te dienen.
3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het bezwaar van appellant bij het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk is verklaard, zodat dit besluit in rechte kan standhouden en het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard. Dit brengt mee dat de inhoudelijke bezwaren van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag niet aan de orde konden en kunnen komen.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) I. Mos.
HD