ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4512

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1887 WWB-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen intrekking bijstandsuitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2008, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond werd verklaard. Het College had op 21 februari 2006 de bijstandsuitkering van appellant ingetrokken, omdat hij niet was aangetroffen bij een onaangekondigd huisbezoek en niet had gereageerd op oproepen van de Dienst Werk en Inkomen. Appellant diende op 17 mei 2006 bezwaar in, maar dit werd bij besluit van 21 juni 2006 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar buiten de wettelijke termijn was ingediend en de brief van 13 april 2006 niet als besluit kon worden aangemerkt.

In hoger beroep betoogde appellant dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, verwijzend naar een brief van het College van 29 maart 2006. De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter R.H.M. Roelofs, oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad merkte op dat de brief van het College niet in het licht van de eerdere besluitvorming kon worden geplaatst en dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn bezwaar niet ontvankelijk was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/1887 WWB-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2008, 06/3938 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 28 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2009. Voor appellant is
mr. Kramer verschenen. Het College heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 21 februari 2006 heeft het College, na voorafgaande opschorting van het recht op bijstand, de bijstand van appellant met ingang van 2 februari 2006 ingetrokken. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant twee maal niet is aangetroffen bij een onaangekondigd huisbezoek en drie maal geen gehoor heeft gegeven aan een oproep om te verschijnen op het kantoor van de Dienst Werk en Inkomen (hierna: DWI).
1.2. Bij brief van 13 april 2006 heeft het College aan appellant onder meer meegedeeld dat het zogeheten beëindigingsonderzoek niet tot een andere intrekkingsdatum heeft geleid. Het bezwaar van 17 mei 2006 is bij besluit van 21 juni 2006 niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat het besluit van 21 februari 2006 in rechte onaantastbaar is geworden, dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is en dat de brief van 13 april 2006 niet als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 21 juni 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. Erkend is dat het bezwaar, voor zover dit ziet op het besluit van 21 februari 2006, buiten de wettelijke bezwaartermijn is ingediend en dat de brief van 13 april 2006 het besluitkarakter ontbeert. Betoogd is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Daarbij is met name verwezen naar een brief van het College van 29 maart 2006.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd, dat niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
4.2. De Raad merkt daarbij nog op dat de brief van het College van 29 maart 2006, met als onderwerp “tijdelijke stopzetting van uw uitkering”, in het licht van de voorafgaande besluitvorming niet is te plaatsen. Dit moet ook voor appellant redelijkerwijs duidelijk zijn geweest.
4.3. Het College heeft het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 februari 2006 daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2009.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) A. Badermann.
RB