ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4694
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 januari 2008, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante in te trekken, ongegrond werd verklaard. Appellante ontving een WAO-uitkering die laatstelijk was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een heronderzoek in 2006 concludeerde het Uwv dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% was, wat leidde tot de intrekking van de uitkering per 11 januari 2007. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv juist was en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de bezwaarverzekeringsarts extra beperkingen had aangenomen en dat er geen overtuigende medische gegevens waren overgelegd die zouden wijzen op een grotere beperking dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was vastgelegd. Appellante volhardde in haar stelling dat zij meer beperkt was dan het Uwv had vastgesteld, met name met betrekking tot het aspect handelingstempo.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad onderschreef het oordeel dat het bestreden besluit rustte op een deugdelijke medische grondslag en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere beoordelingen konden onderbouwen. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.