ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen met voldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 januari 2008, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 5 oktober 2006 vastgesteld dat appellante per 26 juli 2006 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd op 25 mei 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit in haar uitspraak.
In hoger beroep heeft appellante haar onvrede geuit over de medische beoordeling en betwist zij dat zij de geduide functies kan uitvoeren. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het bestreden besluit van het Uwv rust op een deugdelijke medische grondslag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens heeft ingediend die haar stelling ondersteunen dat er meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen. De Raad heeft de eerdere overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellante.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door H. Bedee, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2009.