ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4917

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6650 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2009 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 november 2007, met zaaknummer 05/6787 WAO. Het verzoek om herziening werd ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid is gepresenteerd die onder artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt, in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet. De Raad oordeelde dat de uitvoerige onderbouwing van de verzoeker niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, en dat een hernieuwde discussie over de zaak niet aan de orde kon zijn in het kader van herziening.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 25 juni 2009, maar partijen zijn niet verschenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 november 2005, zaaknummer 05/1266, voor zover deze was aangevochten. De Raad oordeelde dat de kosten van rapporten van Verhage en Schreuder terecht niet door het Uwv zijn vergoed. Het verzoek om herziening richtte zich specifiek tegen de weigering om de kosten van een rapportage van Instituut Psychosofia voor vergoeding in aanmerking te brengen.

De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek om herziening af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en de leden C.W.J. Schoor en A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van griffier R.V. Benza. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

07/6650 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Naam verzoeker] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2007, 05/6787 WAO,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 6 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2007, 05/6787 WAO.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad - oordelend op het hoger beroep van verzoeker - de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 november 2005, 05/1266 bevestigd voor zover aangevochten. Onder verwijzing naar zijn vaste jurisprudentie heeft de Raad geoordeeld dat de kosten gemaakt in verband met de rapporten van Verhage en Schreuder terecht door het Uwv niet zijn vergoed.
Het verzoek om herziening is uitsluitend gericht tegen de weigering om de kosten van de door Instituut Psychosofia uitgebrachte rapportage voor vergoeding in aanmerking te brengen. In het verzoekschrift is namens verzoeker uitvoerig uiteengezet dat er naar zijn mening sprake is van nieuwe feiten die een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2007, 05/6787, rechtvaardigen.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8:88 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Naar vaste jurisprudentie van de Raad kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
Nu door de gemachtigde van verzoeker geen feit of omstandigheid in de zin van genoemd artikellid naar voren is gebracht - de uitvoerige onderbouwing in het verzoek kan, als door de Raad al eerder naar aanleiding van vergelijkbare verzoeken geoordeeld, niet als zodanig worden aangemerkt - dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R.V. Benza als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2009.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) R.V. Benza.
KR