ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5474

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2884 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ongewijzigde vaststelling van de WAZ-uitkering na hoger beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank de beslissing van het Uwv om de WAZ-uitkering van appellant te herzien, heeft bevestigd. Appellant, die in 2002 uitviel door diverse gezondheidsklachten, ontving aanvankelijk een WAZ-uitkering van 55 tot 65% arbeidsongeschiktheid. In 2006 besloot het Uwv deze uitkering te herzien naar 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid, maar na bezwaar werd de uitkering weer vastgesteld op 55 tot 65%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 24 juni 2009 heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar geen nieuwe informatie gepresenteerd die de eerdere oordelen zou kunnen ondermijnen. De Raad oordeelt dat de medische en arbeidskundige grondslag van het Uwv correct is en dat de door appellant ingebrachte brief van klinisch psycholoog M.J.G. Sanders onvoldoende onderbouwing biedt voor zijn stellingen. De Raad concludeert dat de functies die aan appellant zijn toegewezen, binnen zijn functionele mogelijkheden liggen, en dat de eerdere beoordelingen door de rechtbank en het Uwv juist zijn.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 augustus 2009, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank handhaaft en het hoger beroep van appellant afwijst.

Uitspraak

08/2884 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 april 2008, 07/3346 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft P.J. Reeser, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 juni 2009 heeft appellant een stuk aan de Raad gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door P.J. Reeser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Tiemersma.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant was werkzaam als directeur van twee assurantiekantoren. In 2002 is hij uitgevallen als gevolg van onder meer concentratieproblemen, geheugenverlies, vermoeidheid, hoofdpijn en angsten. Met ingang van 31 oktober 2003 heeft het Uwv hem een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
2. Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft het Uwv appellant bericht dat zijn WAZ-uitkering met ingang van 26 december 2006 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is door het Uwv bij besluit van 12 november 2007 (hierna: het bestreden besluit) gegrond verklaard, waarbij de WAZ-uitkering van appellant per 26 december 2006 ongewijzigd is vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, zich verenigend met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Appellant heeft in hoger beroep in wezen zijn in eerste aanleg naar voren gebrachte beroepsgronden herhaald. In hoger beroep is door appellant geen nieuwe informatie naar voren gebracht die zou kunnen doen twijfelen aan de juistheid van het door de rechtbank gegeven oordeel. De Raad onderschrijft de overwegingen in de aangevallen uitspraak.
4.2. De door appellant overgelegde brief van klinisch psycholoog M.J.G. Sanders van 2 juni 2009 bevat geen informatie waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat. De enkele vermelding van een zogenoemde GAF-score van 41-50 acht de Raad daartoe onvoldoende, omdat deze score niet nader is onderbouwd en een GAF-score niet is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als aan de orde zijn bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de WAZ. Overigens wijst de Raad er op dat psychiater B. Oskam, die op verzoek van het Uwv appellant heeft onderzocht, in zijn rapport van 16 april 2007 een GAF-score heeft vermeld van 71-80.
4.3. Hetgeen appellant ter zitting naar voren heeft gebracht over door hem op internet gevonden informatie over in 2007 gepubliceerde resultaten van academisch onderzoek naar de (psychische) gevolgen van het syndroom van Klinefelter, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De Raad heeft hierin evenmin reden gezien een nader onderzoek te gelasten. Nog daargelaten het zeer late stadium van de procedure waarin appellant deze informatie naar voren brengt, moet de Raad vaststellen dat deze informatie algemeen van aard is. Uit het rapport van internist-endocrinoloog
H.P.F. van Koppeschaar van 13 maart 2008 kan worden afgeleid dat bij appellant rond zijn 19e levensjaar het syndroom van Klinefelter is vastgesteld en dat hij daarmee sindsdien bekend is bij de behandelend sector. Appellant heeft van die zijde geen op zijn persoon toegespitste informatie in geding gebracht die zou kunnen doen twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van psychiater B. Oskam.
4.4. De stelling namens appellant ter zitting dat de functies van ‘graafmachinebestuurder, laadschopbestuurder’ en ‘bezorger kranten, tijdschriften, wasgoed’ medisch niet geschikt zijn, kan niet slagen. Uitgaande van een juiste vaststelling van de medische beperkingen van appellant moeten de aan hem geduide functies geacht worden binnen zijn functionele mogelijkheden te liggen. De Raad heeft er daarbij acht op geslagen dat de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant, zoals aangegeven op de formulieren ‘resultaat functiebeoordeling’, in de ‘notities functiebelasting’ en in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 2 november 2007 van een afdoende toelichting zijn voorzien.
5. Het hoger beroep slaagt mitsdien niet.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bedee, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009.
(get.) H. Bedee.
(get.) M.D.F. de Moor.
KR