ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de ongewijzigde vaststelling van de WAZ-uitkering na hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank de beslissing van het Uwv om de WAZ-uitkering van appellant te herzien, heeft bevestigd. Appellant, die in 2002 uitviel door diverse gezondheidsklachten, ontving aanvankelijk een WAZ-uitkering van 55 tot 65% arbeidsongeschiktheid. In 2006 besloot het Uwv deze uitkering te herzien naar 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid, maar na bezwaar werd de uitkering weer vastgesteld op 55 tot 65%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 24 juni 2009 heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar geen nieuwe informatie gepresenteerd die de eerdere oordelen zou kunnen ondermijnen. De Raad oordeelt dat de medische en arbeidskundige grondslag van het Uwv correct is en dat de door appellant ingebrachte brief van klinisch psycholoog M.J.G. Sanders onvoldoende onderbouwing biedt voor zijn stellingen. De Raad concludeert dat de functies die aan appellant zijn toegewezen, binnen zijn functionele mogelijkheden liggen, en dat de eerdere beoordelingen door de rechtbank en het Uwv juist zijn.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 augustus 2009, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank handhaaft en het hoger beroep van appellant afwijst.