ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uwv. Bij besluit van 20 juni 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant, die voorheen was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, herzien naar 15 tot 25% met ingang van 16 augustus 2006. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 26 februari 2007. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 23 januari 2008 het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat hij per 20 juni 2006 niet in staat was om duurzaam loonvormende werkzaamheden te verrichten en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen om overbelasting te voorkomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld als vaststaand aangenomen. De Raad heeft overwogen dat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat door de (bezwaar)verzekeringsarts van het Uwv. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn gepresenteerd die afwijken van het oordeel van de rechtbank. De Raad heeft ook vastgesteld dat appellant zijn stelling dat het Uwv zijn belastbaarheid onjuist heeft beoordeeld, niet heeft onderbouwd met nieuwe medische stukken.
De Raad heeft de passendheid van de functies die aan appellant zijn geduid, voldoende toegelicht geacht. In het bijzonder is er aandacht besteed aan de functie van parkeercontroleur, waarbij de Raad heeft opgemerkt dat de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige voldoende toelichting biedt over het aspect van trappenlopen. Appellant is beperkt tot het 5 maal per uur trappenlopen, maar kan het trappenhuis ook per monitor controleren en gebruik maken van de lift. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.