ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd behandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 augustus 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Wolter, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, die haar uitkering per 25 september 2006 had ingetrokken op basis van een verminderde arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
De Raad heeft in zijn overwegingen de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv beoordeeld. Appellante voerde aan dat haar beperkingen voor het verrichten van arbeid waren onderschat en dat er rekening gehouden had moeten worden met een zogenoemde urenbeperking. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de door appellante overgelegde informatie niet relevant was voor de in geding zijnde datum en dat de argumenten van appellante niet konden leiden tot een ander oordeel. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de intrekking van de WAO-uitkering door het Uwv werd gehandhaafd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om adequaat te motiveren waarom een uitkering wordt ingetrokken. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellante. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.