ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6104

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-954 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Riphagen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 18 december 2007 het bestreden besluit van het Uwv heeft vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand heeft gelaten. Appellante, die in 2004 uitviel met nek- en schouderklachten, hoofdpijnklachten en psychische klachten, had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een rapport van de verzekeringsarts, die concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende deugdelijk was, maar dat de arbeidskundige toelichting pas in de beroepsfase was verkregen, wat aanleiding gaf om het besluit te vernietigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 augustus 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat er onvoldoende grond was voor het oordeel dat de beperkingen van appellante waren onderschat. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de geduide functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De behandelend psychiater had weliswaar gesproken van een depressieve stoornis, maar gaf ook aan dat de toestand van appellante verbeterde. De bezwaarverzekeringsarts had voldoende onderbouwd waarom een urenbeperking niet aan de orde was.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier.

Uitspraak

08/954 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 18 december 2007, 07/1435 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft bij brief van 23 mei 2009 nog een nadere uiteenzetting gegeven en bericht dat W. van Harten te Vinkeveen ter zitting als haar gemachtigde zal optreden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009. Namens appellante was voormelde gemachtigde aanwezig. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. F.A. Steeman.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, voorheen werkzaam als melkmonsteropnemer, is in 2004 uitgevallen met nek- en schouderklachten, hoofdpijnklachten en klachten van psychische aard. Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft het Uwv geweigerd aan haar na afloop van de wettelijke wachttijd, per 23 november 2006 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante moet worden gesteld op minder dan 35%. Daaraan ligt een rapport van de verzekeringsarts van het Uwv ten grondslag, die een aantal beperkingen van psychische en fysieke aard heeft vastgelegd in een Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige van het Uwv heeft blijkens zijn rapport van 19 oktober 2006 een aantal voor appellante geschikte functies geduid waarmee zij een zodanig inkomen kan verdienen dat zij een verlies aan verdiencapaciteit heeft van 11,8%, althans minder dan 35%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit. Nadat de bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek in haar rapport van 19 april 2007 had geconcludeerd dat het primaire medisch oordeel gevolgd kon worden heeft het Uwv bij besluit van 24 april 2007 ( hierna het bestreden besluit) het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2.1. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In het kader van dit beroep heeft het Uwv een rapport van 7 november 2007 van de bezwaararbeidsdeskundige J.L. Rodriguez Lopez ingezonden waarin deze de signaleringen bij de eventuele overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante in de geduide functies per item toelicht en tot de conclusie komt dat het verlies aan verdiencapaciteit moet worden gesteld op 13,2% .
2.2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellante dient te vergoeden. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld, dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende deugdelijk is. Ook is er onvoldoende basis om, als verzocht door appellante, over te gaan tot het aannemen van een urenbeperking. Ook de arbeidskundige grondslag van de schatting acht de rechtbank voldoende deugdelijk. Nu echter een arbeidskundige toelichting die voldoet aan de in de rechtspraak van de Raad ontwikkelde eisen, eerst in de fase van het beroep is verkregen, bestaat er aanleiding het bestreden besluit te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit tevens geheel in stand te laten.
3. Appellante heeft in hoger beroep - evenals in bezwaar en beroep - benadrukt dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen, dat de motivering van de uitspraak van de rechtbank ondeugdelijk is en dat met name gelet op haar medische situatie niet valt in te zien waarom geen urenbeperking in aanmerking is genomen.
4.1. De Raad oordeelt als volgt.
4.2. De Raad kan hetgeen door de rechtbank is overwogen en beslist geheel onderschrijven. Voor wat betreft het medische aspect van de schatting overweegt de Raad, dat er onvoldoende grond is voor het oordeel dat de beperkingen van appellante zijn onderschat. Weliswaar spreekt de behandelend psychiater A.J.M.M. Alleman in haar brief van 1 september 2006 van een depressieve stoornis, maar tevens geeft zij aan dat het huidige toestandbeeld een stijgende lijn laat zien. De eerder genoemde bezwaarverzekeringsarts Koek geeft in haar rapport van 19 april 2007 voldoende duidelijk aan waarom een urenbeperking niet aan de orde is: er is geen sprake van een ernstige ziekte, die bij het uitvoeren van normale activiteiten al een verstoring van de energiebalans zou veroorzaken. Van de zijde van appellante zijn overigens geen (medische) stukken in geding gebracht die kunnen doen twijfelen aan de deugdelijkheid van de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de in de FML opgenomen beperkingen acht de Raad genoegzaam toegelicht dat de geduide functies in medisch opzicht als geschikt voor appellante zijn aan te merken. Daartoe heeft de Raad met name acht geslagen op het eerder vermelde rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 7 november 2007.
Nu de rechtbank met recht heeft vastgesteld dat een arbeidskundige toelichting die aan de eisen van inzichtelijkheid en toetsbaarheid voldoet eerst in de fase van het beroep is verkregen, heeft de rechtbank eveneens met recht het bestreden besluit vernietigd maar de rechtsgevolgen ervan geheel in stand gelaten.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om een der partijen te veroordelen in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009.
(get.) J. Riphagen.
(get.) A.C.A. Wit.
TM