ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6559
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer in verband met onvoldoende bewijs van oorlogscalamiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2009 uitspraak gedaan over de aanvraag van appellant om als burger-oorlogsslachtoffer erkend te worden op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. Appellant, geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, had gezondheidsklachten die hij toeschreef aan zijn oorlogservaringen. Hij stelde dat zijn gezin tijdens de Japanse bezetting uit hun huis was gezet en dat hij getuige was geweest van een onthoofding door Japanners. De aanvraag werd echter afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet was aangetoond dat appellant was getroffen door onder de Wet vallend oorlogsgeweld. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde omstandigheden, zoals de ontwrichting van het gezinsleven en de armoede, niet voldoende waren voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. De Raad volgde het standpunt van verweerster dat er geen sprake was van oorlogscalamiteiten in de zin van de Wet, en dat de algemene oorlogs-omstandigheden niet als specifieke handelingen konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en verklaarde het beroep ongegrond.