ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6565
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1948, een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin haar aanvraag voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante na 15 augustus 1945 is geboren, waardoor zij volgens de wet geen vervolging kan hebben ondergaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen vervolging in de zin van de Wet kan hebben ondergaan, gezien haar geboortedatum en de wijziging van artikel 3 van de Wet in 1994, die het niet meer mogelijk maakt om na-oorlogse generaties tot de Wet toe te laten.
Tijdens de zitting op 16 juli 2009 was appellante niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Appellante had aangevoerd dat haar vader als KNIL-militair krijgsgevangenschap had ondergaan, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheid niet relevant was voor de beoordeling van haar aanvraag. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden en verklaarde het beroep van appellante ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2009.