ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6589
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer in het voormalige Nederlands-Indië
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1940 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer. Deze aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die appellante toeschrijft aan haar oorlogservaringen, waaronder een internering in een vrouwenkamp tijdens de Japanse bezetting. De aanvraag werd afgewezen op 29 januari 2008, en het bestreden besluit werd gehandhaafd na bezwaar. De Raad diende te beoordelen of het bestreden besluit in rechte kon standhouden.
Tijdens de zitting op 16 juli 2009 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar partner. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De Raad overwoog dat er onvoldoende bewijs was voor de door appellante genoemde internering, aangezien getuigen inmiddels overleden waren en de beschikbare dossiers van familieleden geen bevestiging boden. De Raad concludeerde dat de algemene oorlogsomstandigheden, zoals angst en armoede, niet als specifieke oorlogservaringen in de zin van de Wet konden worden aangemerkt.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet konden leiden tot erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde het bestreden besluit, zonder termen aanwezig te achten voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 augustus 2009.