ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-262 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zutphen van 1 december 2008. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitkering, die na een verzekeringskundig en arbeidskundig onderzoek was aangepast van 80-100% naar 25-35% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv de gezondheidssituatie van appellant correct had ingeschat en dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere beoordeling zou kunnen onderbouwen.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet juist was en dat hij medisch gezien niet geschikt was voor de aan hem geduide functies. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld over de medische grondslag en dat appellant in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens had aangevoerd. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de resterende functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 september 2009.

Uitspraak

09/262 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 december 2008, 08/672 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. van der Woude, advocaat te Zutphen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Woude. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diekema.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 17 oktober 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, na een verzekeringskundig en arbeidskundig onderzoek, met ingang van 18 december 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 18 maart 2008 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij besloten de WAO-uitkering van appellant per 18 december 2005 te baseren op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Aan het bestreden besluit liggen onderzoeken van een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het Uwv de gezondheidssituatie van appellant op 18 december 2005, en de daaruit voortvloeiende beperkingen ten aanzien van zijn arbeidsvermogen, niet onjuist heeft ingeschat. Zij heeft daarbij van belang geacht dat appellant geen nadere medische informatie heeft ingebracht op grond waarvan er verdergaande beperkingen door de (bezwaar)verzekeringsartsen hadden moeten worden aangenomen. Wat de arbeidskundige component van de schatting betreft, heeft de rechtbank overwogen dat appellant in staat kan worden geacht de aan hem voorgehouden functies te vervullen, nu door de bezwaararbeidsdeskundigen genoegzaam inzichtelijk is gemaakt dat de in deze functies optredende belasting binnen de voor appellant vastgestelde belastbaarheid blijft.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn in beroep ingenomen standpunt herhaald dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet juist is. Voorts heeft appellant wederom aangevoerd dat hij in medisch opzicht niet geschikt is de aan hem geduide functies te vervullen.
4. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en haar daarop gebaseerde oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad maakt deze overwegingen tot de zijne. Wat appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit. Ook in hoger beroep heeft appellant zijn standpunt niet onderbouwd met enig objectief medisch gegeven.
5. Aldus uitgaande van de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen is de Raad met de rechtbank van oordeel dat de (resterende) functies die aan de schatting ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt.
6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Riphagen en H. Bedee als leden in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) E.M. de Bree.
KR