ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bedee
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 september 2009 uitspraak gedaan. Appellant had zijn uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, zien intrekken per 1 juni 2004, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Dit besluit werd in eerdere procedures door de rechtbank en de Raad beoordeeld, waarbij de Raad oordeelde dat de medische grondslag van het besluit niet opnieuw ter beoordeling kon komen, omdat er geen nieuwe medische gegevens waren die de gezondheidstoestand van appellant in een ander licht zouden stellen.
De Raad heeft verder overwogen dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellant. De argumenten van appellant dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om de geduide functies te vervullen, werden verworpen. De Raad concludeerde dat de functies eenvoudige productiewerkzaamheden betroffen, waarbij de vereiste taalvaardigheid en computervaardigheden op een basaal niveau lagen. Appellant had bovendien aangetoond dat hij met computers kon werken en dat hij taalcursussen had gevolgd.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter, en de leden H. Bedee en J. Riphagen, in aanwezigheid van griffier E.M. de Bree.