ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/7057 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand op basis van ontvangen uitkering Werkloosheidswet zonder dringende redenen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Appellante, die in hoger beroep is gegaan, ontving over de periode van 1 juni 2005 tot en met 8 januari 2006 bijstand, terwijl zij met terugwerkende kracht een uitkering op grond van de Werkloosheidswet had ontvangen. Het College heeft op 19 juli 2006 besloten om de bijstandsuitkeringen terug te vorderen, wat door appellante werd betwist. De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond op 21 november 2007.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat er geen onaanvaardbare sociale of financiële consequenties voor appellante zijn die een terugvordering zouden rechtvaardigen. De Raad heeft daarbij gekeken naar een psychiatrisch onderzoek dat was uitgevoerd door prof. dr. R.J. van den Bosch, maar vond hierin geen aanknopingspunten voor de stelling dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 september 2009.

Uitspraak

07/7057 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 november 2007, 06/1617 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2009. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 19 juli 2006 heeft het College onder meer aan appellante meegedeeld dat de over de periode van 1 juni 2005 tot en met 8 januari 2006 gemaakte kosten van bijstand van haar worden teruggevorderd op de grond dat zij over deze periode met terugwerkende kracht een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet heeft ontvangen.
1.2. Bij besluit van 2 november 2006 heeft het College het tegen het besluit van 19 juli 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het namens appellante tegen het besluit van 2 november 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Gelet op de gedingstukken is uitsluitend in geschil of er bij appellante sprake is geweest van dringende redenen op grond waarvan het College van terugvordering had moeten afzien.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt bij dringende redenen om van gehele of gedeeltelijke terugvordering af te zien gedacht aan onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties die een terugvordering voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden heeft plaatsgehad.
4.3. Ter onderbouwing van de stelling dat bij appellante sprake was van dringende redenen is een verslag van een psychiatrisch onderzoek, uitgevoerd door
prof. dr. R.J. van den Bosch, overgelegd. De Raad stelt vast dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van een beroepsprocedure bij de rechtbank Groningen met betrekking tot de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante. Het onderzoek heeft zich, gelet op het verslag, daartoe ook beperkt. De Raad heeft in dit verslag geen aanknopingspunten gevonden voor de stelling dat de terugvordering van de ten onrechte betaalde bijstand op onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties voor appellante zou stuiten. In hetgeen appellante overigens naar voren heeft gebracht ziet de Raad evenmin dergelijke aanknopingspunten.
5. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient daarom te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2009.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) R.L.G. Boot.
RB