ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens inkomsten uit arbeid en niet-verschoonbare termijnoverschrijding voor indienen bezwaarschrift
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand op basis van ontvangen inkomsten uit arbeid. Appellant, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit, genomen op 16 januari 2008, hield in dat de bijstand van appellant over de periode van 1 april 2006 tot en met 30 juni 2006 werd herzien en dat een bedrag van € 1.330,09 bruto werd teruggevorderd. Het College verklaarde het bezwaar van appellant op 8 mei 2008 niet-ontvankelijk vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank Breda verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, omdat hij als gevolg van een hersenbloeding in het ziekenhuis en een revalidatiecentrum had verbleven. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de argumenten van appellant onvoldoende waren om te concluderen dat hij redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. De Raad stelde vast dat de termijn voor het indienen van bezwaar begon op 17 januari 2008 en eindigde op 27 februari 2008, terwijl appellant pas na deze termijn bezwaar had gemaakt.
De Raad concludeerde dat het enkele feit dat appellant kort voor de deadline in het ziekenhuis was opgenomen, niet betekende dat hij niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De medische rapportages gaven geen steun aan de stelling van appellant dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.