ECLI:NL:CRVB:2009:BK2513

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/7065 WUBO + 06/3404 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren inzake huishoudelijke hulp op basis van berekeningsbeschikkingen

In deze zaak hebben appellanten beroep ingesteld tegen besluiten van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die op 31 mei 2006 zijn genomen. De besluiten betroffen de toekenning van vergoedingen voor huishoudelijke hulp, waarbij appellanten stelden dat hun behoefte aan hulp was toegenomen door verslechterende gezondheid. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 oktober 2009 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 17 september 2009 zijn appellanten niet verschenen, terwijl verweerster vertegenwoordigd was door J.J.G.A. Theelen.

De Raad heeft vastgesteld dat de berekeningsbeschikkingen van 31 maart 2006 enkel een reactie waren op de eigen opgaven van appellanten over hun bestaande behoefte aan huishoudelijke hulp. De bestreden besluiten bevatten geen beslissing over de later door appellanten gestelde toegenomen behoefte, zoals vereist door artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de Raad de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad concludeert dat de bestreden besluiten in rechte standhouden en dat de beroepen ongegrond zijn. Er zijn geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter G.L.M.J. Stevens en griffier M. Lammerse.

Uitspraak

06/7065 WUBO
06/3404 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[Appellant] en [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 29 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellanten hebben beroep ingesteld tegen onder dagtekening 31 mei 2006, kenmerk resp. BZ 7113, JZ/Y/80/2006, en BZ 7112, JZ/Y/80/2006 door verweerster ten aanzien van hen genomen besluiten ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslacht-offers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2009. Appellanten zijn daar niet verschenen, terwijl verweerster zich ter zitting heeft laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij berekeningsbeschikkingen van 31 maart 2006 heeft verweerster - overeenkomstig de eigen opgave van appellanten bij inlichtingenformulier van februari 2006 - de aan appellanten vanaf 1 maart 2006 toekomende vergoeding voor huishoudelijke hulp nader vastgesteld op tweemaal 3 uren per week. In bezwaar hiertegen hebben appellanten aangevoerd dat vanwege inmiddels verslechterende gezondheid behoefte bestaat aan meer huishoudelijke hulp. Dit bezwaar heeft verweerster bij de bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard op de grond, samengevat, dat de aangevochten berekenings-beschikkingen over die toegenomen behoefte geen beslissing inhouden. Bij begeleidende brief heeft verweerster aangegeven dat op grond van de in het bezwaarschrift aange-kondigde wijziging in beginsel aanspraak bestaat op tweemaal 4 uren huishoudelijke hulp per week.
2. Gelet op de inhoud van de bestreden besluiten, staat uitsluitend ter beoordeling de vraag of verweerster hierbij terecht en op goede gronden de door appellanten ingediende bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.1. De Raad kan die vraag slechts bevestigend beantwoorden. Op grond van de gedingstukken staat vast dat de berekeningsbeschikkingen van 31 maart 2006 alleen maar een reactie inhouden op de eigen opgaven van appellanten over de op dat moment bestaande behoefte aan huishoudelijke hulp. Een beslissing als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over de nadien door appellanten gestelde toegenomen behoefte bevatten die beschikkingen dan ook niet.
3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de bestreden besluiten in rechte kunnen standhouden, zodat de ingestelde beroepen ongegrond dienen te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2009.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) M. Lammerse.
HD