[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 3 september 2008, 08/513 (hierna: aangevallen uitspraak)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen, (hierna: CIZ)
Datum uitspraak: 4 november 2009
Namens appellant heeft [naam zoon], schriftelijk gevolmachtigde en zoon van appellant, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2009. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Heuvelman-Koedood.
1.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
1.2. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant gericht tegen het besluit van 26 februari 2008 - waarbij CIZ het bezwaar van appellant gericht tegen zijn besluit van 21 november 2007 niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het te laat indienen van een bezwaarschrift - ongegrond verklaard. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat het bezwaarschrift tegen het besluit van 21 november 2007 niet tijdig is ingediend en dat hetgeen appellant heeft aangevoerd onvoldoende reden geeft om het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten.
3. Appellant heeft in hoger beroep in essentie herhaald hetgeen hij reeds in beroep naar voren heeft gebracht.
3.1. Tussen partijen is niet in geschil en ook de Raad gaat er vanuit dat het primaire besluit dateert van 21 november 2007 en op diezelfde datum op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dit betekent, dat de bezwaartermijn op 22 november 2007 is aangevangen en op 2 januari 2008 is geëindigd. Net als de rechtbank stelt de Raad vast dat, door eerst bezwaar te maken met een bezwaarschrift dat op 11 februari 2008 is ontvangen, appellant de in artikel 6:7 van de Awb gestelde termijn van zes weken voor het maken van bezwaar heeft overschreden.
3.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in hoger beroep herhaalde gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daar slechts het volgende aan toe.
3.3. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad zijn de wettelijke bepalingen omtrent de termijnen voor het instellen van bezwaar en beroep van openbare orde en hebben een dwingend karakter, zodat de rechter er ambtshalve op moet toezien of ze zijn nageleefd.
3.4. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009.