ECLI:NL:CRVB:2009:BK5969

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4709 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) en berekening van het dagloon

In deze zaak gaat het om de toekenning van een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA-uitkering) aan de erven van een betrokkene die gedeeltelijk arbeidsgeschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de berekening van het dagloon, dat is vastgesteld op € 128,26. De Raad oordeelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bij de berekening van het dagloon de belaste waarde van de vakantiebonnen correct heeft meegenomen, conform artikel 13, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. De Raad stelt vast dat het Uwv terecht is uitgegaan van het loon dat in het refertejaar daadwerkelijk is genoten en dat de perioden waarin in verband met vakantie geen of minder loon is betaald, geen aanleiding geven om van een ander loonbedrag uit te gaan. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding af en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Raad concludeert dat er geen grond is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/4709 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de erven van [betrokkene] (betrokkene), die laatstelijk heeft gewoond te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 juli 2008, 07/3341 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
betrokkene
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 2 december 2009

I. PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. M.E.A. Cuypers, werkzaam bij CNV Hout en Bouw te Hoofddorp, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2009. Voor appellanten is verschenen mr. H.B.Th. Koekkoek, werkzaam bij CNV Hout en Bouw te Drachten. Het Uwv zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. van Ogtrop, werkzaam voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaken zijn gevoegd behandeld met de zaken 07/3320 WIA en 08/3386 WIA. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst. In deze zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

II. OVERWEGINGEN

1.
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1.
Bij besluit van 26 februari 2007 heeft het Uwv geweigerd om aan betrokkene met ingang van 13 februari 2007 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen, op de grond dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Bij besluit van 17 oktober 2007 heeft het Uwv het tegen het besluit van 26 februari 2007 gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Bij dat besluit is aan betrokkene meegedeeld dat hij op grond van de WIA met ingang van 13 februari 2007 recht heeft op een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering). De hoogte van de uitkering is gebaseerd op het dagloon van € 128,26.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 17 oktober 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3.
Appellanten kunnen zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon terecht 90% van de nominale waarde van de aan betrokkene verstrekte vakantiebon in aanmerking heeft genomen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het Uwv in overeenstemming met artikel 13, eerste lid, van de WIA en artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (hierna: Besluit) niet de volledige waarde, maar uitsluitend de belaste waarde van de vakantiebonnen bij de berekening van het dagloon heeft betrokken. Het Uwv is daarbij terecht uitgegaan van het loon dat in het refertejaar daadwerkelijk is genoten en door de werkgever aan het Uwv als premieplichtig loon is opgegeven. De omstandigheid dat de perioden, waarin in verband met vakantie geen of minder loon is betaald wel zijn meegenomen in de berekening van het dagloon, terwijl de daarvoor bedoelde vakantiebonnen deels buiten beschouwing worden gelaten, levert geen grond op om in afwijking van het Besluit van een ander loonbedrag uit te gaan, omdat het Besluit niet in deze afwijkingsmogelijkheid voorziet.
4.2.
De Raad is voorts van oordeel dat in artikel 3, eerste lid, van het Besluit geen grondslag is te vinden voor het standpunt van appellanten dat met betrekking tot de vakantiebonnen uitgegaan moet worden van de bedragen die betrokkene aan loon/vakantiebijslag tijdens de referteperiode heeft opgebouwd. Met betrekking tot vakantiebijslag en uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris
worden op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit de in het refertejaar feitelijk uitbetaalde bedragen buiten de berekening van het dagloon gehouden. In plaats daarvan wordt bij de dagloonberekening rekening gehouden met het bedrag dat de werknemer heeft opgebouwd aan vakantiebijslag en aan uitkeringen in de vorm van extra periodiek salaris. Er bestaat geen grond om deze regels inzake de vakantiebijslag en het extra periodiek salaris uitkering rechtstreeks dan wel naar analogie van toepassing te achten op vakantiebonnen. Daarbij kan tevens worden verwezen naar artikel 1, tweede lid, van het Besluit en de Nota van Toelichting bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit.
4.3.
Dat de waarde van de bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen slechts gedeeltelijk in de berekening van het dagloon is meegenomen, is voorts geen omstandigheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, waarbij een werknemer in verband met verlof geen of minder loon heeft genoten.
4.4.
Het vorenstaande leidt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.5.
De Raad wijst derhalve het verzoek om schadevergoeding af.
5.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en N.J. van Vulpen-
Grootjans en R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als
griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2009.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
mm