06/4000 WAO en 06/4253 WAO
op de hoger beroepen van:
erven en/of rechtverkrijgenden (hierna: erven) van wijlen [Betrokkene], laatstelijk wonende te [woonplaats], en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 7 juni 2006, 05/4631 (hierna: aangevallen uitspraak),
Datum uitspraak: 18 december 2009
Namens betrokkene heeft mr. W.R. Aerts, advocaat te Vlissingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Na de behandeling van het geding ter zitting van 7 maart 2008 heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen.
Vervolgens is betrokkene op verzoek van de Raad onderzocht door dr. G.F.F.M. Pieters, als internist endocrinoloog verbonden aan het UMC St Radboud te Nijmegen, die op 4 juni 2009 rapport heeft uitgebracht.
Op dit rapport heeft de bezwaarverzekeringsarts S.M. Lustenhouwer gereageerd, waarna Pieters desgevraagd de Raad nog een reactie heeft doen toekomen.
Nadat betrokkene in begin juni 2009 was overleden, hebben de erven de procedure voortgezet.
Nadien hebben Lustenhouwer en de behandelend internist endocrinoloog dr. W.W. de Herder, verbonden aan het Erasmus MC, de Raad nog reacties doen toekomen.
Nadat de meervoudige kamer de zaak heeft verwezen naar de enkelvoudige kamer, heeft het onderzoek ter zitting opnieuw plaatsgevonden op 6 november 2009. Van de zijde van de erven is met voorafgaande kennisgeving niemand verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.M. Schuijt.
1.1. Betrokkene is orderverzamelaar geweest bij [naam bedrijf] te ’s-Hertogenbosch. Nadat hij op 25 april 2003 was uitgevallen als gevolg van een invasief macroprolactinoom, is hem na afloop van de wachttijd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is betrokkene onderzocht door de verzekeringarts N. Asma, die in haar rapport van 30 augustus 2004 heeft vastgesteld dat betrokkene als gevolg van het invasief macroprolactinoom beperkingen heeft. Met inachtneming van deze beperkingen heeft zij op 31 augustus 2004 een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vastgesteld, waarin onder meer een urenbeperking van 30 uur per week is opgenomen. Vervolgens is de arbeidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat betrokkene niet meer geschikt is voor zijn eigen werk maar nog wel voor een aantal andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 65 tot 80%. Bij besluit van 4 maart 2005 heeft het Uwv betrokkene meegedeeld dat zijn uitkering met ingang van 11 april 2004 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
2.1. In bezwaar heeft betrokkene gesteld dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv zijn aangenomen. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij verwezen naar een verklaring d.d. 3 maart 2005 van voornoemde Herder.
2.2. In bezwaar heeft de verzekeringsarts aanleiding gezien de op de 31 augustus 2004 vastgestelde FML aan te passen. In deze FML is onder meer een urenbeperking van 20 uren opgenomen. Met deze aangepaste FML heeft de bezwaarverzekeringsarts Lustenhouwer zich kunnen verenigen. De bezwaararbeidsdeskundige is op grond van de aangepaste FML tot de conclusie gekomen dat een aantal geselecteerde functies niet meer geschikt zijn. Hij heeft nieuwe functies geselecteerd en heeft de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op eveneens 65 tot 80%. In overeenstemming met dit rapport heeft het Uwv bij besluit van 20 oktober 2005 dit bezwaar ongegrond verklaard.
3.1. In beroep heeft betrokkene herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Hij heeft een nadere verklaring van Herder ingebracht, waarop door Lustenhouwer is gereageerd.
3.2. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de medische component van het bestreden besluit. Met de arbeidskundige component van het bestreden besluit heeft de rechtbank zich niet kunnen verenigen. De rechtbank heeft het beroep, voor zover dat was gericht tegen de arbeidskundige component van het bestreden besluit, dan ook gegrond verklaard en het bestreden besluit in zoverre vernietigd. Voor het overige heeft het Uwv het beroep ongegrond verklaard. Daarnaast heeft het Uwv beslissingen gegeven over proceskosten en griffierecht.
4.1. Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, voor zover de rechtbank zich heeft kunnen verenigen met de medische component van het bestreden besluit. Daarbij heeft hij de Raad verzocht om een deskundige in te schakelen.
4.2. Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld, voor zover de rechtbank het beroep tegen de arbeidskundige beoordeling gegrond heeft verklaard.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De door Raad ingeschakelde deskundige Pieters heeft in zijn rapport van 4 juni 2009 vastgesteld dat de gezondheidtoestand van betrokkene ten tijde van het onderzoek sterk negatief wordt beïnvloed door neurologische schade die hij heeft opgelopen door een verminderderde hypothalamusfunctie als gevolg van de afwezige hypofysefunctie, waarbij met name het gebrek aan suppletie van bijnierhormoon heeft geleid tot een aanzienlijk verlies van kwaliteit van leven. Dit laatste wordt verder ook nog negatief beïnvloed door het groeihormoongebrek dat om theoretische redenen niet behandeld kan worden. Voorts heeft hij vastgesteld dat er ook nog een status is na radiotherapie van het hypofysegebied en de omgeving daarvan, wat ook heeft geleid tot een aanzienlijk energieverlies. Naar zijn mening was de gezondheidstoestand van betrokkene op de datum in geding - te weten 11 april 2005 - niet anders en was hij op die datum volledig arbeidsongeschikt.
5.3. De Raad is van oordeel dat deze deskundige, die de beschikking heeft gehad over alle in geding zijnde medische gegevens, op zorgvuldige wijze een onderzoek heeft ingesteld en daarvan op inzichtelijke wijze verslag heeft gedaan. De Raad acht de conclusies van de deskundige, welke conclusies zijn beargumenteerd aan de hand van relevante medische inzichten, begrijpelijk en overtuigend. Bij brief van 27 augustus 2009 heeft de deskundige, na het op zijn rapport van 4 juni 2009 door de bezwaarverzekeringsarts geleverde commentaar, zijn advies overtuigend gemotiveerd gehandhaafd. De Raad heeft dan ook geen aanleiding gevonden om af te wijken van het in de vaste jurisprudentie besloten liggende uitgangspunt dat het oordeel van de onafhankelijk door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd, te meer daar Herder betrokkene ook volledig arbeidsongeschikt heeft geacht.
5.4. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep van het Uwv geen bespreking meer behoeft en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die voor verleende rechtsbijstand wordt begroot op € 805,--.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak behoudens de beslissing met betrekking tot de proceskosten en griffierecht;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 805,--;
Bepaalt dat het Uwv aan de erven van betrokkene het betaalde griffierecht van € 105,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009.