ECLI:NL:CRVB:2010:BL5722

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/4002 WAO + 09/4789 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Bolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv met betrekking tot WAO-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 juni 2009. Appellante, vertegenwoordigd door mr. I. Winia van SRK Rechtsbijstand, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een besluit op bezwaar had genomen. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank en was geregistreerd onder nummer 09/4789 WAO. Op 17 december 2009 heeft het Uwv opnieuw een besluit op bezwaar genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante.

Appellante heeft op 4 januari 2010 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, het griffierecht en de wettelijke rente. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 24 februari 2010 geoordeeld dat het Uwv op verzoek van appellante kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade en de kosten, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.

De Raad heeft het verzoek van appellante toegewezen en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Daarnaast zijn de proceskosten, begroot op € 322,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan appellante toegewezen. De Raad heeft verder opgemerkt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht tot het Uwv kan wenden. De uitspraak is gedaan door H. Bolt, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2010.

Uitspraak

09/4002 WAO + 09/4789 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 juni 2009, 08/1472 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. Winia, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 25 augustus 2009 een nader besluit op bezwaar genomen. Het nieuwe besluit is onder toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het hoger beroep betrokken en bij de Raad geregistreerd onder nummer 09/4789 WAO.
Bij besluit van 17 december 2009 heeft het Uwv wederom een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Bij brief van 4 januari 2010 heeft mr. Winia namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten, het griffierecht en de wettelijke rente.
Het Uwv heeft bij brief van 22 januari 2010 de Raad bericht dat zij geen verweerschrift zullen indienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met het nieuwe besluit van 17 december 2009 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495, gepubliceerd in JB 1995, 314.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met deze procedure redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
De proceskosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede het betaalde griffierecht in de procedure in beroep dienen reeds op grond van de aangevallen uitspraak te worden vergoed.
De Raad merkt verder op dat uit artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht tot het Uwv kan wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,-.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010.
(get.) H. Bolt.
(get.) R.L. Rijnen.
TM