ECLI:NL:CRVB:2010:BM0764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2904 WAO + 8/2932 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
  • A.L. de Gier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake WAO-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2008, waarin haar bezwaren tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet werden gehonoreerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 april 2010 uitspraak gedaan. Het Uwv had op 4 februari 2010 een nieuw besluit genomen, waarbij het geheel tegemoet kwam aan de bezwaren van appellante. Appellante heeft op 16 februari 2010 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het nieuwe besluit aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen en heeft het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente toegewezen. Tevens heeft de Raad de proceskosten, die appellante heeft gemaakt in verband met deze procedure, vastgesteld op € 435,20. De Raad heeft de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en het betaalde griffierecht in de procedure in beroep vergoed, zoals reeds was bepaald in de aangevallen uitspraak. De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2010.

Uitspraak

08/2904 WAO + 8/2932 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2008, 06/3469 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G. van Leeuwen, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 4 februari 2010 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 16 februari 2010 heeft mr. Van Leeuwen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente.
Het Uwv heeft bij brief van 19 februari 2010 de Raad bericht geen verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met het besluit van 4 februari 2010 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met deze procedure redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep en € 113,20 met betrekking tot kosten inzake medische informatie van behandelaars, in totaal een bedrag groot € 435,20.
De proceskosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede het betaalde griffierecht in de procedure in beroep dienen reeds op grond van de aangevallen uitspraak te worden vergoed.
De Raad merkt verder op dat uit artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht tot het Uwv kan wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 435,20.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) A.L. de Gier.
IvR