ECLI:NL:CRVB:2010:BN4440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2010, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard. Appellant had eerder een WAO-uitkering ontvangen, die door het Uwv was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Na bezwaar werd deze uitkering verhoogd naar 45 tot 55%. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv niet onjuist was, maar dat de arbeidskundige grondslag onvoldoende was onderbouwd. Het Uwv had daarop een nieuw besluit genomen, waarin de uitkering werd vastgesteld op 55 tot 65%.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit nieuwe besluit ongegrond, waarbij zij zich beperkte tot de arbeidskundige component, aangezien de medische component in rechte vaststond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies waarop de schatting was gebaseerd, geschikt waren voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat de medische component niet in geschil was en dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was onderbouwd. Appellant had geen nieuwe argumenten aangedragen die aanleiding gaven om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.