ECLI:NL:CRVB:2010:BN4451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2778 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Uwv inzake ziekengeld

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 april 2009, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 januari 2008, waarin haar werd meegedeeld dat zij met ingang van 30 januari 2008 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. De bezwaartermijn eindigde op 12 februari 2008, maar het bezwaarschrift werd pas op 4 maart 2008 door het Uwv ontvangen. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. De Raad wees erop dat de ontvangststempel van het Uwv op het bezwaarschrift de datum 4 maart 2008 vermeldde, wat bevestigde dat het bezwaarschrift meer dan een week na afloop van de bezwaartermijn was ontvangen. De Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

09/2778 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 april 2009, 08/1636 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2010.
Appellante is met bericht van verhindering niet verschenen.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is naar aanleiding van haar ziekmelding van 18 mei 2007 op 29 januari 2008 op het spreekuur geweest van een verzekeringsarts. Deze heeft haar met ingang van 30 januari 2008 hersteld verklaard.
2. Bij besluit van 29 januari 2008 is namens het Uwv aan appellante meegedeeld dat zij met ingang van 30 januari 2008 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij op en na deze datum niet ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van haar arbeid.
3. Bij bezwaarschrift dat op 4 maart 2008 door het Uwv is ontvangen heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 januari 2008. Bij besluit van 25 april 2008 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
4. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en - met bepaling dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit - het bezwaar tegen dit besluit wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat, zoals appellante ter zitting van de rechtbank heeft verklaard, het besluit van 29 januari 2008 op die datum aan haar is uitgereikt, zodat de bezwaartermijn van twee weken op 12 februari 2008 eindigde. De rechtbank achtte niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
5. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Door appellante is niet betwist dat de ontvangststempel van het Uwv op het bezwaarschrift de datum 4 maart 2008 vermeldt. Mitsdien staat vast dat het bezwaarschrift door het Uwv meer dan een week na afloop van de bezwaartermijn - 12 februari 2008 - is ontvangen. Gelet op artikel 6:9, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan dus de stelling van appellante dat het bezwaarschrift op 12 februari 2008 ter post is bezorgd niet leiden tot de conclusie dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
6. Uit hetgeen onder 5 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2010.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) D.E.P.M. Bary.
EV