ECLI:NL:CRVB:2010:BN4706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- C.W.J. Schoor
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Toekenning van kinderbijslag en renteschade in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van kinderbijslag aan betrokkene, die de grootmoeder is van de kleindochter [K.], geboren in 1991. Betrokkene had een aanvraag ingediend voor kinderbijslag voor [K.], die sinds de dood van haar moeder op 29 september 2007 bij haar woont. De vader van [K.] betaalt € 140,- per maand aan kinderalimentatie. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder geweigerd om kinderbijslag toe te kennen, omdat zij van mening was dat [K.] niet als pleegkind van betrokkene kon worden aangemerkt, aangezien de vader bijdraagt aan de kosten van het kind.
De rechtbank Arnhem had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de uitleg van de Svb over de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) onjuist was. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de Svb niet kon volhouden dat de bijdrage van de vader aan het onderhoud van [K.] betekende dat betrokkene geen recht had op kinderbijslag. De Raad stelde vast dat betrokkene per maand een aanzienlijk hoger bedrag aan onderhoudskosten voor [K.] betaalt dan de vader, wat betekent dat zij in aanmerking komt voor kinderbijslag.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat betrokkene recht heeft op vergoeding van wettelijke rente over de kinderbijslag die vanaf het vierde kwartaal van 2007 verschuldigd was. De Raad heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 662,30, en heeft bepaald dat er een recht van € 433,- wordt geheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2010.