ECLI:NL:CRVB:2010:BN5079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen besluit Uwv inzake arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv van 14 juli 2009 ongegrond werd verklaard. Het Uwv had het bezwaar van appellant tegen een deel van de inhoud van een brief van 30 juni 2009 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hen geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en omdat er geen belang zou zijn. De rechtbank bevestigde dit oordeel in haar uitspraak van 9 december 2009.
Appellant stelde in hoger beroep dat het aangevochten onderdeel van de brief van 30 juni 2009 wel degelijk een besluit is, omdat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant had verlaagd van 80 tot 100% naar 25 tot 35%. Het Uwv verdedigde echter het standpunt van de rechtbank en stelde dat de mededeling feitelijk was en niet gericht op een zelfstandig rechtsgevolg.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de mededeling van het Uwv inderdaad niet gericht was op een zelfstandig rechtsgevolg en dat het aangevochten deel van de brief van 30 juni 2009 geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 18 augustus 2010.