ECLI:NL:CRVB:2010:BN5150
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de draagkracht voor studieschuld en de toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de draagkracht van appellante voor de afbetaling van haar resterende studieschuld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat haar maandlasten voor de studieschuld had vastgesteld op € 55,08. De Minister had dit bedrag berekend op basis van het belastbare loon van appellante in 2007, zonder rekening te houden met haar daadwerkelijk besteedbare inkomen of persoonlijke uitgaven. Appellante, die chronisch ziek is, stelde dat zij het vastgestelde bedrag niet kan betalen en vroeg om een uitzondering op de wetgeving, verwijzend naar haar bijzondere omstandigheden.
De Raad overweegt dat de wetgever bij de vaststelling van de draagkracht niet heeft gekozen voor een beoordeling van het besteedbare inkomen of het individuele uitgavenpatroon. Ziektekosten worden slechts indirect in aanmerking genomen als deze als aftrekposten door de Belastingdienst zijn geaccepteerd. De Raad concludeert dat er geen zeer bijzondere individuele omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de wettelijke bepalingen. De uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. De Raad oordeelt dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen afzien van het toepassen van de hardheidsclausule, zoals neergelegd in artikel 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000.