ECLI:NL:CRVB:2010:BO2488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1983 arbeidsongeschikt is door nek-, rug-, schouder- en psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die het bezwaar tegen de herziening van de uitkering ongegrond had verklaard. De herziening vond plaats na een eenmalige herbeoordeling door het Uwv, waarbij appellant werd ingeschat met een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellant betwist deze herziening en stelt dat zijn medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat. Hij voert aan dat eerdere diagnoses van psychiaters niet zijn meegenomen in de beoordeling en verzoekt om nader onderzoek door een onafhankelijke psychiater.
De Raad overweegt dat de medische onderzoeken door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig zijn uitgevoerd. Beide artsen hebben dossieronderzoek gedaan en appellant lichamelijk en psychisch onderzocht. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de medische beperkingen van appellant zijn onderschat. De Raad wijst erop dat appellant in het verleden, ondanks zijn klachten, in staat was om te werken en dat hij ten tijde van de beoordeling niet onder behandeling stond. De Raad bevestigt de conclusie van de rechtbank dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant.
Uiteindelijk oordeelt de Raad dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundigenadvies in te winnen, aangezien de medische beoordeling voldoende onderbouwd is.