ECLI:NL:CRVB:2010:BO2875

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2436 WWB + 09/2437 WWB + 09/5255 WWB + 09/5256 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsdocumenten en geboorteaktes

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2010, zijn appellanten in hoger beroep gegaan tegen de afwijzing van hun aanvragen voor bijzondere bijstand. De aanvragen betroffen legeskosten voor het verkrijgen van verblijfsdocumenten voor hun kinderen en de kosten voor het verkrijgen van geboorteaktes en een uittreksel uit het bevolkingsregister. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat de legeskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die in beginsel uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan. De Raad oordeelt dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die de verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigen. De appellanten hebben op 2 oktober 2007 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst heeft deze aanvragen afgewezen, omdat de legeskosten niet als bijzondere kosten konden worden aangemerkt. De Raad stelt vast dat het ontbreken van reserveringscapaciteit niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. De Raad verwijst naar eerdere besluiten en oordelen die deze lijn ondersteunen. De Raad concludeert dat de aanvragen van appellanten terecht zijn afgewezen en dat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

09/2436 WWB
09/2437 WWB
09/5255 WWB
09/5256 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[appellant], wonende in het Verenigd Koninkrijk, en [appellante] (hierna: appellante), wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraken van de rechtbank Assen van 24 maart 2009, 08/649 (hierna: aangevallen uitspraak 1) en van 20 augustus 2009, 09/97 (hierna: aangevallen uitspraak 2),
in de gedingen tussen:
appellanten
en
het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (hierna: Dagelijks Bestuur)
Datum uitspraak: 26 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroepen ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur heeft in beide gedingen een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2010. Daarbij zijn de zaken ter behandeling gevoegd. Appellanten zijn niet verschenen. Het Dagelijks Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O. Ketel, werkzaam bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten hebben op 2 oktober 2007 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de legeskosten voor het verkrijgen van verblijfsdocumenten voor twee van hun kinderen ten bedrage van twee maal € 188,--. In verband met deze aanvraag hebben zij op 16 oktober 2007 eveneens een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten voor het verkrijgen van twee geboorteaktes en een uittreksel uit het bevolkingsregister ten bedrage van drie maal € 10,60.
1.2. Bij besluit van 30 november 2007 heeft het Dagelijks Bestuur de aanvragen afgewezen.
1.3. Bij besluit van 2 juni 2008 heeft het Dagelijks Bestuur het bezwaar tegen het besluit van 30 november 2007 ongegrond verklaard op de grond dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De legeskosten behoren volgens het Dagelijks Bestuur tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke in beginsel dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm. Dat appellanten niet voor de kosten hebben kunnen reserveren, is volgens het Dagelijks Bestuur door eigen toedoen veroorzaakt.
1.4. Appellanten hebben op 13 augustus 2008 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de legeskosten voor het verkrijgen van verblijfsdocumenten voor appellante ten bedrage van € 188,-- en voor twee van hun kinderen ten bedrage van twee maal € 52,--.
1.5. Bij besluit van 24 september 2008 heeft het College de aanvraag afgewezen.
1.6. Bij besluit van 23 december 2008 heeft het Dagelijks Bestuur het bezwaar tegen het besluit van 24 september 2008 ongegrond verklaard. Ook aan dit besluit ligt ten grondslag dat de legeskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren welke in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden voldaan. Het ontbreken van reserveringscapaciteit kan volgens het Dagelijks Bestuur niet worden aangemerkt als een bijzondere individuele omstandigheid die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigt.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 juni 2008 ongegrond verklaard.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 23 december 2008 gegrond verklaard en het besluit vernietigd. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het Dagelijks Bestuur niet heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigen en dat het Dagelijks Bestuur eerst in het verweerschrift op dat onderdeel een aanvullende motivering heeft gegeven. De rechtbank heeft deze aanvullende motivering, die kort gezegd inhoudt dat appellanten door eigen toedoen niet voor de legeskosten hebben kunnen reserveren, onderschreven en daarin aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand te laten.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd gekeerd tegen uitspraak 1 en tegen uitspraak 2, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van 23 december 2008 in stand zijn gelaten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ten aanzien van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 1 (09/2436 WWB en 09/2437 WWB)
4.1.1. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, behoren legeskosten voor het verkrijgen van verblijfsdocumenten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die de betrokkene in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen. Evenals de rechtbank onderschrijft de Raad het standpunt van het Dagelijks Bestuur dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die verlening van bijzondere bijstand voor de legeskosten kunnen rechtvaardigen. Voor zover het ontbreken van reserveringsruimte verband houdt met schulden, kan dat niet worden beschouwd als een bijzondere omstandigheid in de hiervoor bedoelde zin. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte, kunnen immers niet worden afgewenteld op de WWB. Voorts is ook de Raad van oordeel dat het ontbreken van reserveringsruimte is veroorzaakt door eigen toedoen van appellanten. De rechtbank heeft in dit verband terecht gewezen op een in rechte vaststaand besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen van 24 november 2003. Bij dat besluit is de bijzondere bijstand van appellanten voor de aflossing van een lening van de Gemeentelijke Kredietbank voor de kosten van woninginrichting in de vorm van een maandelijkse suppletie met ingang van 1 november 2003 ingetrokken op de grond dat zij niet hebben aangetoond dat de lening is besteed in overeenstemming met de bestemming waarvoor deze is verstrekt.
4.1.2. De omstandigheid dat aan appellanten wel bijzondere bijstand is verleend voor de kosten van rechtsbijstand, brengt de Raad niet tot een ander oordeel. De Raad verwijst in dit verband naar de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.
4.1.3. Op grond van het voorgaande concludeert de Raad dat het Dagelijks Bestuur de aanvragen van 2 oktober 2007 en 16 oktober 2007 terecht heeft afgewezen.
4.1.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 1 niet slaagt, zodat die uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.2. Ten aanzien van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 2 (09/5255 WWB en 09/5256 WWB)
4.2.1. De Raad onderschrijft evenals de rechtbank ook hier het standpunt van het Dagelijks Bestuur dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die verlening van bijzondere bijstand kunnen rechtvaardigen. De Raad verwijst in dit verband naar de onder 4.1.1 opgenomen overwegingen.
4.2.2. Appellanten hebben aangevoerd dat de legeskosten gemaakt moesten worden teneinde hen in staat te stellen met elkaar in Nederland een gezin te (blijven) vormen. Voor zover appellanten hiermee hebben betoogd te stellen dat het niet verlenen van bijzondere bijstand voor de legeskosten voor appellante en hun twee kinderen een belemmering opwerpt die niet is te verenigen met het in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op gezinsleven, kan de Raad appellanten daarin niet volgen. De Raad acht hierbij van belang dat, zoals ook uit rechtsoverweging 4.1.1 blijkt, bij de toetsing aan artikel 35 van de WWB is geoordeeld dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in dat artikel die verlening van bijzondere bijstand kunnen rechtvaardigen. Ook de toetsing van deze bepaling met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van het EVRM leidt in dit geval niet tot een ander resultaat.
4.2.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 2 evenmin slaagt, zodat de uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
In de zaak met registratienummers 09/2436 WWB en 09/2437 WWB:
Bevestigt aangevallen uitspraak 1.
In de zaak met registratienummers 09/5255 WWB en 09/5256 WWB:
Bevestigt aangevallen uitspraak 2 voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2010.
(get.) J.F. Bandringa.
(get.) C. de Blaeij.
RB