ECLI:NL:CRVB:2010:BO5412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld met rug- en spanningsklachten. Appellant, die voorheen als administratief medewerker werkte, had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een periode van ziekte. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en zowel fysieke als psychische beperkingen vastgesteld, die in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren vastgelegd. Op basis van deze FML had een arbeidsdeskundige drie functies geselecteerd die appellant in staat zouden stellen om een inkomen te verwerven dat minder dan 35% verlies aan verdiencapaciteit oplevert. Het Uwv had vervolgens besloten dat appellant per 21 juli 2008 geen recht had op een WIA-uitkering.
De rechtbank Roermond had eerder de uitspraak van het Uwv bevestigd, en appellant ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 15 oktober 2010 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling en toetsing in het kader van de Wet WIA niet gelijkgesteld kunnen worden aan die in het kader van de WWB. De Raad concludeerde dat de door appellant ingebrachte gegevens niet voldoende waren om de eerdere conclusies van de rechtbank en het Uwv te weerleggen. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de medische beoordeling en de noodzaak om de juiste context van de gegevens in overweging te nemen bij het vaststellen van het recht op een WIA-uitkering.