ECLI:NL:CRVB:2011:BP7412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5123 WAO + 10/5124 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in sociale zekerheidsrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het bezwaar van appellanten tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege een termijnoverschrijding. Appellanten dienden op 8 januari 2010 een bezwaarschrift in, maar dit was te laat, wat hen ertoe bracht te stellen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door persoonlijke omstandigheden. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 11 maart 2011 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Centrale Raad van Beroep heeft het procesverloop in deze zaak als volgt samengevat: Op 27 november 2009 heeft het Uwv een primair besluit genomen. Appellanten hebben op 8 januari 2010 een bezwaarschrift ingediend, maar dit was na de wettelijke termijn. Het Uwv heeft hen gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding, waarop appellanten hebben aangegeven dat zij door een ernstige gebeurtenis in hun privéleven niet in staat waren om tijdig te reageren. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat zij de termijnoverschrijding niet verschoonbaar achtte.

In hoger beroep herhaalden appellanten hun argumenten, maar de Raad was van mening dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat er geen behoefte was aan verdere bespreking van de overige aangevoerde gronden, aangezien het hoger beroep niet slaagde.

De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, met R.L. Venneman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2011. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

10/5123 WAO + 10/5124 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellanten], wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 augustus 2010, 10/1148 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld en het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2010. Appellant J. Gout is in persoon verschenen en voor het Uwv is verschenen mr. P.J. Reith.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op 27 november 2009 heeft het Uwv een primair besluit afgegeven.
1.2. Bij schrijven gedateerd op 8 januari 2010 hebben appellanten een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is verzonden op 11 januari 2010.
1.3. Bij brief van 27 januari 2010 heeft het Uwv appellanten gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellanten hebben bij schrijven van 12 februari 2010 aangegeven - voor zover relevant - dat rechtvaardiging te vinden is in een aangrijpende gebeurtenis in hun persoonlijke privéleven aangaande naaste bloedverwanten. Uit privacy overwegingen worden de persoonlijke privé omstandigheden niet schriftelijk medegedeeld, maar hebben zij aangegeven altijd bereid te zijn tot een telefonische toelichting. Vervolgens is er op 15 februari 2010 telefonisch contact geweest. Appellanten hebben aangegeven dat ze op vrijdag 8 januari 2008 (de laatste dag van de bezwaartermijn) in alle haast zijn vertrokken naar de moeder van appellant, die erg overstuur was omdat bij een zus van appellant een zeer ernstige ziekte was geconstateerd. Appellanten zijn toen later in dat weekend teruggekomen en konden het bezwaarschrift niet meer tijdig verzenden. Het bovenstaande maakt naar de mening van appellanten de termijnoverschrijding verschoonbaar. Daarnaast zijn appellanten van mening dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van de hoorplicht. Telefonisch horen is geen horen.
1.4. Bij besluit van 18 februari 2010 is het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 18 februari 2010 ongegrond verklaard omdat zij in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen reden hebben gezien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3. In hoger beroep zijn de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald.
4.1. De Raad overweegt het volgende.
4.2.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is te achten. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne. De Raad is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
4.2.2. Nu de Raad van oordeel is dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en nu appellant ter zitting van de Raad te kennen heeft gegeven geen behoefte meer te hebben aan een hoorzitting, behoeft hetgeen voorts en voor het overige is aangevoerd geen bespreking.
4.3. Gelet op 4.2.1 en 4.2.2 slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4.4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venneman.
JL