ECLI:NL:CRVB:2011:BU3305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/4751 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J.Th. Wolleswinkel
  • G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum disciplinair strafontslag en plichtsverzuim van ambtenaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Katwijk ongegrond werd verklaard. De ambtenaar, die werkzaam was bij de gemeentelijke werkplaats, kreeg op 4 december 2007 een disciplinaire straf in de vorm van ongevraagd ontslag, met ingang van 1 januari 2008, wegens plichtsverzuim gerelateerd aan strafrechtelijke veroordelingen. De ambtenaar maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij een besluit op 16 juni 2009. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de ambtenaar in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 15 september 2011, waar de ambtenaar werd bijgestaan door zijn advocaat, werd de kwestie van de ingangsdatum van het ontslag besproken. De ambtenaar stelde dat het ontslag pas had mogen ingaan na het onherroepelijk worden van de strafrechtelijke veroordeling, die volgde op een arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2011. Subsidiair stelde hij dat de datum van het bestreden besluit, 16 juni 2009, als ingangsdatum in aanmerking moest komen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat in de toepasselijke Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Katwijk (ARGK) niets was bepaald over de ingangsdatum van een strafontslag. Het college was niet verplicht om het ontslag te laten ingaan op de datum van de onherroepelijke veroordeling. De Raad bevestigde dat het college het ontslag had gehandhaafd na heroverweging in bezwaar en dat er geen grond was voor de stelling van de ambtenaar dat de ingangsdatum anders bepaald moest worden. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd kon worden en dat er geen termen waren voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

10/4751 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 juli 2010, 09/5343 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk (hierna: college)
Datum uitspraak: 27 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. van der Plas. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.H.M. Wesseling, advocaat te ’s-Gravenhage en door drs. ing. W. de Boer en K.K. Wessels, beiden werkzaam bij de gemeente Katwijk.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant was werkzaam bij de gemeentelijke werkplaats. Wegens plichtsverzuim, vooral verband houdend met het begaan van delicten waarvoor een strafrechtelijke veroordeling is gevolgd, is appellant bij besluit van 4 december 2007 (hierna: primair besluit) met ingang van 1 januari 2008 als disciplinaire straf ongevraagd ontslag verleend. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.2. Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 februari 2008 heeft het college nader feitenonderzoek verricht. Bij besluit van 16 juni 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich - ter zitting - in hoger beroep beperkt tot de grond dat de rechtbank de bij het bestreden besluit gehandhaafde datum van ingang van het verleende ontslag in stand heeft gelaten. Appellant is van opvatting dat het ontslag eerst had mogen ingaan met het onherroepelijk worden, door het desbetreffende arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2011, van de onder 1.1 bedoelde strafrechtelijke veroordeling. Subsidiair komt zijns inziens de datum van het bestreden besluit als ingangsdatum in aanmerking, 16 juni 2009.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Over de datum van ingang van een strafontslag als hier verleend, is in de toepasselijke Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Katwijk (ARGK) niets bepaald. Het college is dan ook niet verplicht het ontslag (eerst) te laten ingaan op de datum waarop de bovenbedoelde strafrechtelijke veroordeling onherroepelijk is geworden. Een dergelijke datum zou in beeld kunnen komen bij een ontslag op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf. Het college heeft echter geen toepassing gegeven - en was ook niet gehouden toepassing te geven - aan de desbetreffende bepaling van artikel 8:7, aanhef en onder e, van de ARGK.
4.2. Het college heeft na heroverweging in bezwaar het verleende strafontslag gehandhaafd. Tegen dat ontslag als zodanig is het hoger beroep niet (meer) gericht. Bij het primaire besluit heeft het college het ontslag gebaseerd op hetzelfde plichtsverzuim als waarop de handhaving van het primaire besluit is gebaseerd. De Raad ziet dan ook geen enkele grond voor appellants standpunt dat de ingangsdatum niettemin bepaald zou moeten zijn op de datum van het bestreden besluit. Dat het college op basis van de uitspraak van de voorzieningenrechter nader feitenonderzoek heeft verricht, doet aan dat oordeel van de Raad niet af.
5. Op grond van het bovenstaande komt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2011.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) K. Moaddine.
HD