ECLI:NL:CRVB:2011:BU7218

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5069 WUV + 11/6417 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Kooper
  • I. Mos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen besluiten inzake de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om een beroep dat is ingesteld door de erven van [betrokkene], die op 9 september 2010 is overleden. Het beroep betreft een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (voorheen de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad) van 25 juni 2009, waarin de aanvraag van [betrokkene] om erkenning als vervolgde en toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) werd afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van [betrokkene]. Op 12 november 2010 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarin [betrokkene] alsnog met de vervolgde werd gelijkgesteld en hem een periodieke uitkering werd toegekend met terugwerkende kracht tot 1 september 2008.

Tijdens de zittingen op 30 juni 2011 en 20 oktober 2011 zijn de appellanten niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft het onderzoek heropend en aanvullende stukken opgevraagd. Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat er geen (proces)belang meer was bij de beoordeling van het oorspronkelijke besluit, omdat het nieuwe besluit geen beroepsgronden had die het onjuist zouden maken. De Raad verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het nieuwe besluit ongegrond. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 december 2011.

Uitspraak

09/5069 WUV
11/6417 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de erven van [betrokkene], die laatstelijk heeft gewoond te [woonplaats], Indonesië (hierna: appellanten),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Pensioen en Uitkeringsraad (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 1 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Pensioen en Uitkeringsraad als bedoeld in die wet. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WUV van de PUR.
[betrokkene] heeft beroep ingesteld tegen het op hem betrekking hebbende besluit van verweerder van 25 juni 2009, kenmerk BZ 48422, JZ/B60/2009 (hierna: bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940 1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Blijkens een door verweerder overgelegd uittreksel uit de overlijdensakte is [betrokkene] op 9 september 2010 overleden.
Op 12 november 2010 heeft verweerder een nieuw, aan appellanten gericht besluit genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2011. Van de zijde van appellanten is niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend. Op verzoek van de Raad heeft verweerder de aan het besluit van 12 november 2010 ten grondslag liggende stukken ingediend. Deze zijn in afschrift aan appellanten toegezonden.
Het geding is opnieuw behandeld ter zitting van 20 oktober 2011. Van de zijde van appellanten is niemand verschenen. Verweerder heeft zich opnieuw laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. [betrokkene] heeft in november 2008 een aanvraag ingediend om erkenning als vervolgde en toekenningen op grond van de Wuv.
1.2. Bij besluit van 2 maart 2009 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op de grond dat van vervolging in de zin van de Wuv niet is gebleken. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is nader overwogen dat ook voor gelijkstelling met de vervolgde geen plaats is.
1.3. Bij het nieuwe besluit van 12 november 2010 heeft verweerder alsnog aanvaard dat [betrokkene] psychische klachten had die samenhingen met het omkomen van zijn vader in 1942. Verweerder heeft zo leest de Raad het nieuwe besluit het bestreden besluit ingetrokken, [betrokkene] alsnog met de vervolgde gelijkgesteld en hem met ingang van 1 september 2008 een periodieke uitkering en enkele voorzieningen toegekend. Voor het overige is het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
2. Van enig resterend (proces)belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit is niet gebleken. Het beroep tegen dit besluit zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Het nieuwe besluit komt niet volledig aan het bezwaar tegemoet. Het wordt daarom met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het geding in beroep betrokken.
Tegen het nieuwe besluit zijn echter geen beroepsgronden aangevoerd. In de oorspronkelijke beroepsgronden zijn geen aanknopingspunten gelegen om het nieuwe besluit voor onjuist te houden. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
5. De Raad zal evenmin vergoeding van griffierecht gelasten, omdat het griffierecht door verweerder is voldaan.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 25 juni 2009 niet ontvankelijk;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 12 november 2010 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2011.
(get.) R. Kooper.
(get.) I. Mos.
RB