ECLI:NL:CRVB:2011:BU8167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en intrekking van bijstandsrecht
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem aan appellanten, die sinds 16 juli 2008 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College heeft op 16 maart 2009 het recht op bijstand van appellanten beëindigd en de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij over voldoende middelen beschikten om in hun levensonderhoud te voorzien. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar hun bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Het College heeft vervolgens de gemaakte kosten van bijstand van appellanten teruggevorderd, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van het College ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat er geen sprake was van inkomsten uit arbeid in de relevante periode, en dat er geen grond was voor de terugvordering. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het beëindigings- en intrekkingsbesluit van 16 maart 2009 in rechte vaststaat, en dat het College bevoegd was om de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De Raad heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die het College zouden verplichten om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
Deze uitspraak benadrukt de bevoegdheid van het College om bijstandsuitkeringen terug te vorderen wanneer de bijstandsontvangers over voldoende middelen beschikken, en de noodzaak voor appellanten om tijdig rechtsmiddelen aan te wenden tegen besluiten van het College.