ECLI:NL:CRVB:2012:BV1898

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4527 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Riphagen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor eigen werk in het kader van de Ziektewet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante had zich ziek gemeld met klachten van bekken- en rugpijn, gerelateerd aan haar zwangerschap, en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Na een medische beoordeling door de verzekeringsarts, die geen duidelijke beperkingen kon vaststellen, werd appellante geschikt verklaard voor haar eigen werk. Dit besluit werd door de bezwaarverzekeringsarts bevestigd, maar appellante maakte bezwaar en stelde dat zij meer beperkt was dan het Uwv aannam.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende basis was voor de conclusie dat appellante geschikt was voor haar eigen werk. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij opnieuw stelde dat haar klachten niet goed waren beoordeeld en dat er een arbeidskundig onderzoek had moeten plaatsvinden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijk medisch onderzoek en de rol van de (bezwaar)verzekeringsarts in het vaststellen van de geschiktheid voor eigen werk. De Raad stelde vast dat het niet noodzakelijk is om een arbeidskundig onderzoek in te stellen, mits er voldoende informatie beschikbaar is over de aard en zwaarte van het werk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.

Uitspraak

10/4527 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2010, 09/2737 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 25 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft G.P. Dayala, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2011. Namens appellante was mr. E.T. Panneflek aanwezig. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, werkzaam als [functie], heeft zich op 21 december 2007 ziek gemeld met klachten betreffende bekken- en rugpijn, samenhangend met haar zwangerschap. Zij heeft een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) ontvangen en vervolgens van 2 april 2008 tot 23 juli 2008 een uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg. Aansluitend heeft zij zich ziek gemeld met rug- en bekkenklachten alsmede met klachten van psychische aard. Zij is in januari 2009 door de verzekeringsarts E. Tolsma op diens spreekuur gezien. Deze arts, die beschikte over informatie van de huisarts van appellante, heeft bij onderzoek aan de rug- en wervelkolom geen duidelijke bewegingsbeperkingen aangetroffen en evenmin radiculaire prikkeling of neurologische uitvalsverschijnselen. Ook is volgens deze arts geen sprake van een (ernstige) psychische stoornis. Bij besluit van 2 februari 2009 heeft het Uwv haar met ingang van 3 februari 2009 geschikt verklaard voor het verrichten van haar eigen arbeid. Namens appellante is bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek heeft blijkens haar rapport van 7 mei 2009 naast het bijwonen van de hoorzitting, appellante onderzocht, welk onderzoek geen andere resultaten heeft laten zien dan die van het onderzoek door de primaire verzekeringsarts. Deze arts heeft geen evidente psychopathologie kunnen vaststellen. Bij besluit van 7 mei 2009 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. Namens appellante is beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarbij is met name aangegeven, dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen, waartoe zij onder meer heeft gewezen op de verklaring van 15 juli 2009 van haar behandelend psychiater W.H. Lionarons.
3. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen, dat uit het dossier blijkt dat zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts verschillende malen informatie hebben gevraagd aan de behandelend artsen van appellante, maar geen antwoord hebben ontvangen. De klacht over het niet beschikken over voldoende informatie vanuit de behandelende sector faalt dan ook. Nu beide vorenbedoelde artsen appellante hebben onderzocht was er een voldoende basis om tot een afgerond medisch oordeel te komen. Ook heeft de rechtbank kunnen instemmen met het commentaar van voornoemde bezwaarverzekeringsarts op de verklaring van Lionarons, te weten dat daaruit niets blijkt omtrent de aard en de ernst van de psychische klachten van appellante. Nu het onderzoek niet onzorgvuldig, de motivering van het bestreden besluit niet ondeugdelijk is en er een afdoende basis bestond voor de medische beoordeling, terwijl geen nadere stukken van de zijde van appellante zijn verstrekt, kan het bestreden besluit, volgens de rechtbank, in rechte stand houden.
4. Namens appellante is in hoger beroep met name het eerder gestelde herhaald. Zij is meer beperkt dan aangenomen en haar klachten zijn wel te objectiveren. Ook is wederom gesteld dat er arbeidskundig onderzoek naar de zwaarte van het eigen werk had moeten plaatsvinden alvorens het bestreden besluit werd genomen.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. De Raad kan hetgeen de rechtbank heeft overwogen en beslist geheel onderschrijven en voegt daar nog het volgende aan toe. Appellante heeft een beroep gedaan op de verklaringen van haar huisarts S.F. Gaffar van 1 september 2008 en die van de psychiater Lionarons voornoemd. De Raad kan echter aan deze in het geheel niet onderbouwde mededelingen niet de waarde hechten die appellante eraan toegekend wil zien. Ook de Raad constateert, dat het medisch onderzoek deugdelijk was en dat daarbij niet of nauwelijks lichamelijke of psychische afwijkingen zijn vastgesteld. Ook in hoger beroep zijn door appellant geen medische gegevens in het geding gebracht die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Volgens vaste rechtspraak is het in zaken betreffende de geschiktheid voor het eigen werk niet vereist, dat een arbeidskundig onderzoek naar dat werk wordt ingesteld, mits de (bezwaar)verzekeringsarts een voldoende duidelijk beeld heeft van de aard en de zwaarte van het eigen werk. Dit laatste is het geval gelet op de - door appellante niet betwiste - werkomschrijving die de bezwaarverzekeringsarts ter beschikking stond.
5.3. Hetgeen onder 5.2 is overwogen leidt ertoe dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2012.
(get.) J. Riphagen.
(get.) H.L. Schoor.
JL