ECLI:NL:CRVB:2012:BV1898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor eigen werk in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante had zich ziek gemeld met klachten van bekken- en rugpijn, gerelateerd aan haar zwangerschap, en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Na een medische beoordeling door de verzekeringsarts, die geen duidelijke beperkingen kon vaststellen, werd appellante geschikt verklaard voor haar eigen werk. Dit besluit werd door de bezwaarverzekeringsarts bevestigd, maar appellante maakte bezwaar en stelde dat zij meer beperkt was dan het Uwv aannam.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende basis was voor de conclusie dat appellante geschikt was voor haar eigen werk. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij opnieuw stelde dat haar klachten niet goed waren beoordeeld en dat er een arbeidskundig onderzoek had moeten plaatsvinden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijk medisch onderzoek en de rol van de (bezwaar)verzekeringsarts in het vaststellen van de geschiktheid voor eigen werk. De Raad stelde vast dat het niet noodzakelijk is om een arbeidskundig onderzoek in te stellen, mits er voldoende informatie beschikbaar is over de aard en zwaarte van het werk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.