ECLI:NL:CRVB:2012:BV6100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6784 WAZ + 11/6998 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en kostenvergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die door het Uwv per 18 maart 2008 ongewijzigd volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. De Raad oordeelt dat appellante geen belang meer heeft bij een oordeel over de vaststelling van haar medische belastbaarheid, aangezien haar uitkering ongewijzigd wordt voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Dit betekent dat de beoordeling van de medische belastbaarheid voor appellante geen feitelijke betekenis meer heeft.

Desondanks heeft appellante wel belang bij het hoger beroep voor zover het gaat om de kosten van bezwaar die niet volledig zijn vergoed. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep in totaal € 2.917,45 bedragen, en heeft geoordeeld dat het Uwv deze kosten moet vergoeden. De uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 november 2009, waartegen het hoger beroep was ingesteld, is vernietigd. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 10 juli 2008 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, evenals het besluit van 25 november 2011 voor zover het betreft de niet-vergoede kosten van medische en arbeidskundige bijstand.

De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat appellante geen zelfstandig belang heeft bij de beoordeling van haar hoger beroep met betrekking tot de medische belastbaarheid, maar wel bij de kostenvergoeding. De gemachtigden van beide partijen waren ter zitting aanwezig en hebben ingestemd met de vastgestelde kosten.

Uitspraak

09/6784 WAZ
11/6998 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
P R O C E S – V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 1 februari 2012
Zitting heeft: H.G. Rottier
Griffier: N.S.A. El Hana
Uitspraak op het hoger beroep van [appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 november 2009, 08/1306 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Ter zitting zijn verschenen: R. Bentum, gemachtigde van appellante Drs. H. ten Brinke, gemachtigde van het Uwv
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 10 juli 2008 gegrond en vernietigt dat besluit;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 25 november 2011 gegrond en vernietigt dat besluit voor zover daarbij de kosten in verband met medische en arbeidskundige bijstand niet zijn vergoed;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 2.917,45;
Bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149,- vergoedt.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Nu appellante door het Uwv per 18 maart 2008 ongewijzigd volledig arbeidsongeschikt wordt geacht en haar uitkering per die datum ongewijzigd wordt voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, heeft appellante geen belang meer bij een oordeel in hoger beroep over de vaststelling van de medische belastbaarheid van appellante. Er is pas sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat dat met het hoger beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Een oordeel van de Raad over de in hoger beroep aangevoerde gronden kan voor appellante geen feitelijke betekenis hebben per de in geding zijnde datum van 18 maart 2008, nu zij per die datum wederom een uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, ontvangt.
Ten aanzien van dit aspect heeft appellante dan ook geen zelfstandig belang bij de beoordeling van haar hoger beroep.
Appellante heeft nog wel belang voor zover het hoger beroep ziet op de omstandigheid dat bij het besluit van 25 november 2011 niet alle door appellante verzochte kosten van bezwaar zijn vergoed. Ter zitting heeft de Raad de voor vergoeding in aanmerking komende kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep vastgesteld op een bedrag van € 2.917,45, met welke vaststelling de gemachtigde van appellante ter zitting heeft ingestemd.
Waarvan proces-verbaal
de griffier de voorzitter
getekend getekend
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
TM