11/1291 AW
12/1329 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2011, 09/5637 (aangevallen uitspraak)
de Korpsbeheerder van de politieregio [regio] (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 21 februari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. Tanja. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. V.J.G. Boumans, advocaat.
OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak waarin deze feiten en omstandigheden uitvoerig zijn weergegeven. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Betrokkene was werkzaam als specialist in de rang van hoofdagent bij het bureau Opsporing van [district] van de politieregio [regio]. Omdat bij zijn leidinggevenden kritiek bestond op het functioneren van betrokkene is hij enkele keren gedetacheerd geweest bij andere onderdelen van de politieregio met het doel om in dit functioneren verbetering te brengen, dit met wisselend resultaat. Laatstelijk is betrokkene in dit verband vanaf augustus 2007 werkzaam geweest als generalist (tactische recherche) bij de afhandelunit van het wijkteam [wijkteam].
1.2. Nadat appellant zijn voornemen daartoe had kenbaar gemaakt en betrokkene zijn zienswijze daarop had gegeven, heeft appellant betrokkene bij besluit van 21 januari 2009 met toepassing van artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie in het belang van de dienst geplaatst in de functie van generalist in de rang van hoofdagent bij een nog te bepalen wijkteam van [district]. Daartoe is onder meer overwogen dat betrokkene zich confronterend en ongenuanceerd uitlaat over en jegens zijn leidinggevenden bij het bureau Opsporing van [district] en dat er al jarenlang kritiek bestaat op zijn functioneren in de functie van specialist. Ingaande 1 maart 2009 is betrokkene daadwerkelijk verplaatst als generalist naar het wijkteam Amstelveen-Zuid van [district]. Bij besluit van 28 oktober 2009 (bestreden besluit) heeft appellant het besluit van 21 januari 2009 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. De rechtbank heeft daarbij als haar oordeel gegeven dat sprake was van een vertrouwensbreuk tussen betrokkene en zijn leidinggevenden en dat appellant hierin aanleiding mocht zien om betrokkene in het belang van de dienst over te plaatsen naar een ander bureau waar hij onder andere leidinggevenden zou kunnen werken. De rechtbank heeft echter verder overwogen dat appellant onvoldoende heeft onderbouwd waarom het tekortschieten van betrokkene op de aspecten werktempo, prioritering en zelfkritisch vermogen moest leiden tot ontheffing uit de functie van specialist. De rechtbank is niet gebleken dat juist deze competenties essentieel zijn voor de functie van specialist bij een district en niet voor de functie van generalist bij een wijkteam. Ook heeft appellant volgens de rechtbank in zijn afweging niet meegenomen dat betrokkene tijdens zijn detachering bij het wijkteam [wijkteam] op genoemde aspecten wel voldoende is beoordeeld. Op dit onderdeel achtte de rechtbank het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad stelt eerst vast dat het geschil in hoger beroep beperkt is tot de vraag of de verplaatsing van betrokkene uit een functie van specialist naar een functie van generalist de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Bij deze toetsing is van belang dat betrokkene zich in zijn eerdere functie van specialist in een district op het gebied van recherche ook met grote(re) en zwaardere zaken moest bezighouden. Ook voor zover betrokkene zich in zijn huidige functie van generalist bij een wijkteam met recherchewerk heeft bezig te houden betreft dit daarentegen kleinere/eenvoudige zaken. Gezien dit verschil in werkzaamheden in beide functies is de Raad van oordeel dat het hebben van een behoorlijk werktempo en het stellen van de juiste prioriteiten bij de functie van specialist nauwer luistert dan bij de functie van generalist. Bij het aspect zelfreflectie is er overigens minder reden onderscheid tussen beide functies te maken. Op deze drie aspecten presteerde betrokkene als specialist onder de maat. Bij het wijkteam [wijkteam] vervulde betrokkene, anders dan waarvan de rechtbank kennelijk uitging, feitelijk de functie van generalist. De beoordeling die over zijn functioneren aldaar is opgemaakt over de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 is op alle onderdelen ten minste voldoende. Dit wijst er op dat betrokkene juist in de functie van generalist in staat is ook op de drie meergenoemde aspecten aan de gestelde eisen te voldoen.
3.2. Dit brengt mee dat appellant met recht en op goede gronden aanleiding heeft gezien betrokkene in het dienstbelang (tevens) te plaatsen in de functie van generalist, aan welke functie, evenals aan die van specialist, de salarisschaal 7 is verbonden. Het hoger beroep slaagt dus. De aangevallen uitspraak komt voor zover aangevochten voor vernietiging in aanmerking en het beroep moet (geheel) ongegrond worden verklaard.
4. Aan het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen besluit van 21 februari 2012, dat de Raad op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht in dit geding mede beoordeelt, is nu de grondslag ontvallen zodat dit besluit moet worden vernietigd.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep op het onderdeel plaatsing als generalist ongegrond;
- vernietigt het besluit van 21 februari 2012.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en W. van den Brink als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012.
(get.) T.J. van der Torn.