ECLI:NL:CRVB:2012:BX3203
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.S. Jangali, heeft hoger beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de periode van 27 december 2001 tot en met 27 oktober 2003, waarin appellant niet heeft gemeld dat hij beschikte over een vermogen dat de vrijlatingsgrens overschreed. Het college heeft op basis van deze schending van de inlichtingenverplichting besloten om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een vordering van € 21.576,08.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in juli 2004 werkzaamheden heeft verricht via een uitzendbureau en daaruit inkomsten heeft ontvangen, die hij niet heeft gemeld. Dit leidde tot een herziening van de bijstand en een terugvordering van € 1.041,73. Appellant heeft verzocht om kwijtschelding van de restvordering, maar dit verzoek is afgewezen op basis van gemeentelijk beleid, dat stelt dat vorderingen die voortkomen uit herhaalde schending van de inlichtingenverplichting niet worden kwijtgescholden.
De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld door het verzoek om kwijtschelding af te wijzen, aangezien de schending van de inlichtingenverplichting door appellant vaststond. De Raad heeft de argumenten van appellant verworpen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken.