ECLI:NL:CRVB:2012:BX3436
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na zorgvuldige beoordeling door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante, die als cateringmedewerkster werkte, was op 6 april 2009 uitgevallen wegens ziekte en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar ZW-uitkering per 4 januari 2010, omdat zij niet meer ongeschikt werd geacht voor haar werk. Appellante ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 23 maart 2010. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 29 december 2010.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts onvoldoende rekening hebben gehouden met haar depressieve klachten en dysthyme stoornis. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de betrokken artsen een zorgvuldig onderzoek hebben ingesteld naar de gezondheidstoestand van appellante en op verantwoorde wijze hebben geconcludeerd dat zij in staat was haar werk te verrichten. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige in te schakelen voor aanvullend onderzoek.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan, en werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2012.