ECLI:NL:CRVB:2012:BY0611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijstand met terugwerkende kracht. Appellante, A. te B., had verzocht om bijstand met ingang van 3 februari 2009, maar de aanvraag werd afgewezen omdat niet was gebleken van bijzondere omstandigheden die deze terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad stelde vast dat appellante zich pas op 28 september 2009 had gemeld voor bijstand en dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij om gezondheidsredenen of andere redenen niet in staat was geweest om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad oordeelde dat appellante uit eerdere correspondentie van het UWV en haar bankafschriften had kunnen afleiden wanneer haar inkomen onder het bijstandsniveau lag. De persoonlijke omstandigheden van appellante, zoals een moeizame relatie met haar dochter, werden niet als voldoende argument gezien om de tijdige indiening van de aanvraag te verontschuldigen. De Raad bevestigde daarmee het oordeel van de rechtbank dat de ingangsdatum van de bijstand terecht op 28 september 2009 was vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 maart 2011 werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.