ECLI:NL:CRVB:2012:BY1302

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5181 WWB-PV + 10/5182 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroepen na overlijden appellant en verwerping nalatenschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummers 10/5181 WWB-PV en 10/5182 WWB-PV. De appellant, die in leven laatstelijk gewoond heeft te [B.], is overleden op 16 februari 2011. De advocaat van de appellant, mr. A.J.M. Vélu, heeft de Raad op 8 maart 2011 op de hoogte gesteld van het overlijden. Vervolgens heeft mr. Vélu op 21 december 2011 laten weten niet langer op te treden voor de appellant of zijn erven. Uit het boedelregister blijkt dat de nalatenschap door de betrokken partijen is verworpen. Dit heeft geleid tot de vraag of de hoger beroepen ontvankelijk zijn.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in het geding hebben opgevolgd en die het geding willen voortzetten. Na een oproep in de Staatscourant op 19 september 2012 heeft zich geen belanghebbende gemeld om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is er geen procesbelang meer, en kan niet worden gesteld dat de overleden appellant enig belang heeft bij de voortzetting van het geding.

De Raad heeft geconcludeerd dat de ingestelde hoger beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen dat er geen partijen zijn die het geding willen voortzetten, en dat de nalatenschap van de appellant is verworpen.

Uitspraak

10/5181 WWB-PV, 10/5182 WWB-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2010, 10/702 en 10/701 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [A.], in leven laatstelijk gewoond hebbende te [B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 16 oktober 2012
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: R. Scheffer
Ter zitting is verschenen: mr. S. el Fizazi als vertegenwoordiger van het college
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Namens appellant heeft mr. A.J.M. Vélu hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Mr. Vélu heeft op 8 maart 2011 de Raad schriftelijk meegedeeld dat appellant op 16 februari 2011 is overleden. Bij brief van 21 december 2011 heeft mr. Vélu de Raad bericht dat hij niet langer optreedt voor appellant of zijn erven.
Uit een afschrift van het boedelregister, berustend onder de griffie van de rechtbank Rotterdam, van 2 oktober 2012 blijkt dat de nalatenschap van appellant door de betrokken partijen is verworpen.
In de Staatscourant van 19 september 2012 is de in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde aankondiging van de zaak gedaan.
Niet kan worden gezegd dat de overleden appellant enig belang heeft bij de voortzetting van het geding. Niet gebleken is van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten.
Na de oproep in de Staatscourant hebben geen belanghebbenden verzocht als partij aan het geding deel te mogen nemen.
Het processuele belang is daarom aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen, zodat de ingestelde hoger beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) (getekend)
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep