ECLI:NL:CRVB:2012:BY2846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van WIA-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzocht om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), waarbij hij stelde dat hij in 1996 arbeidsongeschikt was geworden tijdens zijn werkzaamheden in Nederland. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn aanvraag afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij tijdens een verzekerde periode arbeidsongeschikt was geworden. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag als verzekerde in de zin van de WAO kon worden aangemerkt. Dit oordeel werd ondersteund door de door appellant overgelegde documenten, waaronder loonstroken en medische verklaringen, die volgens de rechtbank niet voldoende waren om zijn claim te onderbouwen.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere uitspraak konden weerleggen. De Raad merkte op dat de appellant niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie van het Uwv, wat zijn positie verder verzwakte. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, waarbij de Raad de beslissing van de rechtbank als juist beschouwde en de appellant niet in het gelijk stelde.